Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-12-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:4057, 19/00732

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-12-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:4057, 19/00732

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
31 december 2020
Datum publicatie
5 februari 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:4057
Zaaknummer
19/00732
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 30-04-2024 tot 01-01-2025] art. 3.111

Inhoudsindicatie

De tegenover de woning van belanghebbende gelegen weilanden vormen geen aanhorigheden in de zin van artikel 3.111, lid 1, Wet IB 2001 omdat ze niet functioneel dienstbaar zijn aan de woning. De inspecteur heeft niet het gerechtvaardigde vertrouwen gewekt dat de rente die ziet op een van de weilanden aftrekbaar is.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 19/00732

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

en het incidentele hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de rechtbank) van 7 november 2019, nummer BRE 18/3016, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2015 (hierna: IB/PVV 2015) opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.

1.3.

De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar gegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

De inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. Belanghebbende heeft schriftelijk gereageerd op het incidentele hoger beroep.

1.7.

De zitting heeft plaatsgevonden op 24 september 2020 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en zijn gemachtigden, [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] , en, namens de inspecteur, [inspecteur] .

1.8.

Belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij. De inspecteur heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de acht foto’s die als bijlagen bij deze pleitnota zijn gevoegd.

1.9.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de volgende onroerende zaken:

a. een woonhuis met erf, tuin, cultuurgrond en verdere aanhorigheden aan [adres] [nummer] te [woonplaats] , [postcode] , kadastraal bekend als gemeente [gemeente 1] , sectie O, nummer 157, groot 1 ha, 42 a en 55 ca. Deze onroerende zaak, hierna aan te duiden als het woonperceel, is op 9 november 1990 in eigendom verkregen;

b. een perceel weiland aan [adres] te [woonplaats] , kadastraal bekend als gemeente [gemeente 2] , sectie C, nummer 63, groot 4 ha, 35 ca. Belanghebbende heeft dit perceel, hierna aan te duiden als perceel C63, op 10 oktober 2003 in eigendom verkregen;

c. een perceel weiland aan [adres] te [woonplaats] , kadastraal bekend als gemeente [gemeente 2] , sectie C, nummer 64, groot 2 ha, 34 a en 70 ca. Deze onroerende zaak, hierna aan te duiden als perceel C64, is op 31 december 2008 in eigendom verkregen.

2.2.

Het woonhuis waarin belanghebbende woont, biedt uitzicht op de percelen C63 en C64. Belanghebbende heeft de percelen aangekocht met als doel het vrije uitzicht, door hem de ‘unverbaubarer blick’ genoemd, te garanderen. Het woonperceel is van de percelen C63 en C64 gescheiden door een doorgaande openbare weg, alsmede door een niet-dempbare sloot. Vanaf de openbare weg wordt toegang geboden tot de percelen C63 en C64. De toegangen – passages over de sloot – zitten enkele tientallen meters naar links en rechts vanaf de woning gezien. In de betreffende percelen C63 en C64 bevinden zich meerdere sloten waardoor niet is te zien waar de perceelgrens loopt. De percelen C63 en C64 zijn daardoor afzonderlijk niet als zodanig herkenbaar.

2.3.

Voor de onder 2.1 genoemde onroerende zaken tezamen heeft de gemeente [woonplaats] in het kader van de Wet Waardering Onroerende Zaken (hierna: Wet WOZ) per 1 januari 2014 bij beschikking een waarde vastgesteld van € 440.000.

2.4.

De onder 2.1 genoemde onroerende zaken zijn onder de naam ‘ [naam] ’ gerangschikt onder de Natuurschoonwet (hierna: NSW). Deze rangschikking heeft plaatsgevonden bij besluit van 28 september 2009 van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

2.5.

Belanghebbende heeft de onder 2.1 genoemde onroerende zaken gefinancierd door middel van leningen bij [bedrijf 1] B.V., een B.V. waarin belanghebbende een aanmerkelijk belang houdt. De leningen zijn in 2003 overgedragen aan [bedrijf 2] B.V., een 100% dochtervennootschap van [bedrijf 1] B.V. In 2013 is [bedrijf 2] B.V. geliquideerd en zijn de leningen terug overgedragen aan [bedrijf 1] B.V. In 2015 bedraagt het geleende bedrag in totaal € 612.713 en kan als volgt worden onderverdeeld:

- € 308.905 ten behoeve van het woonperceel;

- € 177.655 ten behoeve van perceel C63;

- € 126.153 ten behoeve van perceel C64.

2.6.

Bij de beoordeling van de aangiften IB/PVV over de jaren 2003 en 2004 heeft de inspecteur vragen gesteld aan belanghebbende. Geen van de partijen beschikt nog over de vragenbrieven of afschriften daarvan. Belanghebbende heeft in eerste aanleg afschriften in geding gebracht van de antwoordbrieven met dagtekening 10 februari 2006 en 21 september 2006 op de verzoeken om informatie van de inspecteur.

2.7.

In de overgelegde brief van 10 februari 2006 is namens belanghebbende op het verzoek om informatie geantwoord:

‘Per brief van 31 januari jl. hebt u ons verzocht om nadere informatie betreffende de aangifte inkomstenbelasting 2003 van de heer [belanghebbende] . In het vervolg hierop treft u bijgaand een specificatie van de schulden van de heer [belanghebbende] aan zoals deze zijn opgenomen in zijn aangifte inkomstenbelasting 2003.

Met betrekking tot de schulden van de heer [belanghebbende] aan [bedrijf 1] B.V. kunnen wij u berichten dat nagenoeg alle corresponderende vorderingen in 2003 zijn overgedragen door [bedrijf 1] B.V. aan [bedrijf 2] B.V., een 100% dochtervennootschap van [bedrijf 1] B.V. (…)

Aflossing van de schuld heeft derhalve niet plaatsgevonden, althans niet tot nihil. Voor het overige verwijzen u naar bijgevoegde specificatie.’

2.8.

Bij de brief van 10 februari 2006 is een specificatie gevoegd, waarin onder meer het volgende is opgenomen:

‘SPECIFICATIE VERMOGEN 2003 VAN [belanghebbende]

in euro’s

SCHULDEN BOX 1

31-12-2003 01-01-2003

Eigen woning

Lening I [bedrijf 1] B.V. 0 148.386

Lening II [bedrijf 1] B.V. 0 268.411

Lening [bedrijf 2] B.V. 416.797 0

Lening [bedrijf 2] B.V. 21.345 0

-------- ---------

438.142 416.797’

2.9.

De aangifte IB/PVV 2003 heeft daarna geleid tot de definitieve aanslag IB/PVV 2003 zonder dat daarbij is afgeweken van de aangifte.

2.10.

In de overgelegde brief van 21 september 2006 is namens belanghebbende op het verzoek van de inspecteur om informatie geantwoord:

‘In uw brief de dato 7 september 2006 verzoekt u ons nadere informatie te verschaffen inzake de aangifte inkomstenbelasting 2004 ten name van de heer [belanghebbende] . Wij vragen uw aandacht voor het navolgende.

Inkomen uit werk en woning (box 1)

Schuld eigen woning

Op uw verzoek treft u bijgaand aan de akten van geldlening en rekeningcourantkrediet met betrekking tot de eigen woning (zie Bijlage A 3 stuks). In totaal heeft [belanghebbende] een bedrag van € 416.797 (€ 90.756 + € 177.655 + € 148.386) geleend ten behoeve van de eigen woning.

Rente eigen woning 2002

In het jaar 2002 is de totale rente eigen woning € 15.014 volledig verrekend in rekening-courant met [bedrijf 1] B.V. (zie Bijlage B mutatieoverzicht).

Rente eigen woning 2003

Op 16 januari 2003 zijn de leningen met betrekking tot de eigen woning van € 416.797 overgedragen van [bedrijf 1] B.V. naar [bedrijf 2] B.V. In rekening-courant met [bedrijf 1] B.V. is een bedrag van totaal € 978,58 aan rente eigen woning verrekend (zie Bijlage C: mutatieoverzicht).

Via [bedrijf 2] B.V. wordt de rente eigen woning voor het jaar 2003 (eenmalig) verrekend door middel van het bijschrijven van de rente op de oorspronkelijke lening eigen woning (zie Bijlage C toelichting op de balans per 31 december 2003). De totale rente eigen woning betaald via [bedrijf 2] B.V. bedraagt € 21.345.

Hoofdsom Rente Totaal

€ 148.386 € 8.513 € 156.899

€ 268.411 € 12.832 € 281.243

----------- ---------- -----------

€ 416.797 € 21.345 € 438.142

======= ====== =======

Rente eigen woning 2004

In het jaar 2004 is de rente eigen woning ad € 16.672 volledig verrekend in rekening-courant tussen [belanghebbende] en [bedrijf 2] B.V. (zie bijlage D mutatieoverzicht).

W.O.Z.-waarde

Bij het berekenen van het eigenwoningforfait zijn we uitgegaan van de W.O.Z.-waarde zoals deze vermeld staat op het aanslagbiljet gemeentelijke belastingen 2001 met dagtekening 30 september 2002. Een kopie van deze aanslag voegen wij als bijlage bij (Bijlage E).’

2.11.

De aangifte IB/PVV 2004 heeft daarna geleid tot de definitieve aanslag IB/PV 2004 zonder dat daarbij is afgeweken van de aangifte.

2.12.

De inspecteur heeft bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV 2015 de percelen C63 en C64 niet als aanhorigheid van de eigen woning aangemerkt en de rentekosten die op de financiering van deze percelen betrekking hebben, niet in aftrek toegestaan. Het gaat om een bedrag van € 12.647 aan rentekosten.

2.13.

De aanslag is vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 67.157 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 340.329. Tevens is bij beschikking € 391 belastingrente in rekening gebracht.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag verminderd tot naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 66.227 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 340.329 en de rentebeschikking evenredig verminderd.

De rechtbank heeft de aanslag verminderd tot naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 60.329 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 340.329 en de rentebeschikking evenredig verminderd.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

1. Zijn de percelen C63 en C64 een aanhorigheid van de eigen woning in de zin van artikel 3.111, lid 1, Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001)?

2. Indien het antwoord op de eerste vraag ontkennend is, heeft de inspecteur het vertrouwensbeginsel geschonden?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vermindering van de aanslag tot naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 54.510 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 340.329 en immateriële schadevergoeding wegens termijnoverschrijding. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Gronden

5 Beslissing