Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-12-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:4101, 20/00156 en 20/00157
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-12-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:4101, 20/00156 en 20/00157
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 31 december 2020
- Datum publicatie
- 5 februari 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2020:4101
- Zaaknummer
- 20/00156 en 20/00157
Inhoudsindicatie
De inkomsten van belanghebbende moeten als resultaat uit overige werkzaamheden worden aangemerkt.
De woning van belanghebbende is geen eigen woning. Het verblijf door een derde is geen ‘kraakwachtsituatie’.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 20/00156 en 20/00157
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 30 januari 2020, nummers BRE 18/5407 en 18/5408, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2014 opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht en bij beschikking een boete opgelegd.
De inspecteur heeft een navorderingsaanslag IB/PVV 2015 opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht en bij beschikking een boete opgelegd.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.
De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard voor zover dat beroep ziet op de boetebeschikkingen. De rechtbank heeft het beroep voor het overige ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.
De zitting heeft plaatsgevonden op 10 december 2020 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en zijn gemachtigde [gemachtigde] , en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Op 11 december 2020 heeft belanghebbende een brief voorzien van twee bijlagen ingediend. Deze stukken zijn bij de verzending van de uitspraak doorgestuurd aan de inspecteur.
2 Feiten
Belanghebbende stond gedurende de jaren 2014 en 2015 bij de Kamer van Koophandel ingeschreven onder de naam ‘ [A] ’. Volgens deze inschrijving bestaan de activiteiten uit de verhuur van een limousine ten behoeve van feesten en partijen. In 2013 is de limousine verkocht vanwege de hoge onderhoudskosten.
In 2014 en 2015 heeft belanghebbende gedurende circa 1.800 uren werkzaamheden voor [B] (hierna: [B] ) verricht. Voor die werkzaamheden ontving belanghebbende € 20,50 per uur. De werkzaamheden voor [B] werden uitsluitend verricht op het werkadres van [B] en bestonden uit verladen en magazijnwerk, wat met name inhield dat belanghebbende met een vrachtwagen containers ophaalde bij een terminal aan de kade. De machines en voertuigen die belanghebbende voor deze werkzaamheden gebruikte waren eigendom van [B] . Belanghebbende maakte wekelijks urenstaten op waarop hij de per dag gewerkte uren vermeldde. Belanghebbende factureerde per twee weken aan [B] . Naast de werkzaamheden voor [B] heeft belanghebbende incidenteel overige werkzaamheden verricht voor een verhuurbedrijf van limousines en een garage. Verder heeft verkoop van haardhout plaatsgevonden. De inkomsten uit deze overige werkzaamheden bedroegen in het jaar 2014 € 335 en in 2015 € 418.
Belanghebbende beschikte ten behoeve van zijn werkzaamheden in 2014 en 2015 over een Verklaring Arbeidsrelatie winst uit onderneming (hierna: VAR wuo). Op 2 september 2013 is per brief aan belanghebbende medegedeeld dat de VAR wuo voor het jaar 2014 automatisch werd verlengd. Op 25 augustus 2014 is medegedeeld dat belanghebbende de VAR-verklaring van 2014 mag blijven gebruiken in 2015 als de werkzaamheden onveranderd zijn gebleven. De verlengingen van (het gebruik van) de VAR-wuo voor de jaren 2014 en 2015 zijn verstrekt op basis van door belanghebbende in eerdere jaren ingevulde gegevens, inhoudende dat belanghebbende zijn inkomsten niet hoofdzakelijk bij één opdrachtgever genoot, dat hij drie tot zeven opdrachtgevers had en meer dan € 2.500 investeerde. Na de beëindiging van de activiteiten rondom de limousineverhuur in 2013 heeft belanghebbende geen wijzigingen doorgegeven en/of een nieuwe VAR aangevraagd.
Belanghebbende was in de onderhavige jaren eigenaar van een woning gelegen aan de [adres 1] 51 in [plaats 1] (hierna: de woning). Belanghebbende heeft tot 28 april 2014 ingeschreven gestaan op het adres van de woning. Vanaf 1 augustus 2014 tot 1 juli 2016 heeft [C] , een toenmalige vriend van belanghebbende (hierna: de vriend), in de Basisregistratie Personen (hierna: BRP) ingeschreven gestaan op het adres van de woning. De vriend heeft ook op het adres van de woning gewoond, in ieder geval gedurende de laatste vijf maanden van 2014 en gedurende het kalenderjaar 2015. Ook de vriendin van de vriend heeft enige tijd op het adres van de woning ingeschreven gestaan in de BRP en daar gewoond. De woning is begin 2017 verkocht nadat deze sinds begin 2014 onafgebroken te koop heeft gestaan.
Belanghebbende heeft voor het jaar 2014 aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 12.753. Het belastbare inkomen uit werk en woning bestaat uit een belastbare winst uit onderneming van € 19.944 en een belastbaar inkomen uit eigen woning van -/- € 7.191.
Met dagtekening 9 april 2016 is de aanslag IB/PVV 2014 opgelegd conform de ingediende aangifte.
Op 16 augustus 2016 is bij de FIOD een fraudemelding binnengekomen. Die fraudemelding (hierna: de klikbrief) is op 5 september 2016 doorgestuurd aan een informatieloket van de Belastingdienst. De klikbrief is afkomstig van de vriend en luidt als volgt:
“Geachte.
Ik wil graag de heer [belanghebbende] aangeven voor onderverhuur.
Het gaat om het adres [adres 1] 51 [postcode] te [plaats 1] .
Ik heb zelf het huis gehuurd vanaf 1-8-2014 tot 1-7-2016 kosten per
Maand aan huur was 650 euro per maand, dit ivm dat het huis tekoop staat.
Ik weet voor 100% zeker dat die dat nooit heb opgegeven aan de belastingdienst
Ik moest de huur elke maand zo in zijn handen geven waarvan ik ook getuigen heb.
Nu vraag u misschien af waarom geef ik hem aan is omdat ineens mijn spullen op
straat stond en de sloten waren vervangen en ik op straat stond.
Het gsm nr van [belanghebbende] is [telefoonnummer] en woon zelf nu in [woonplaats] .
Wil u nog meer weten dan hoor ik het graag van u.
Vriendelijke groeten (…)”
Belanghebbende heeft voor het jaar 2015 aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.804. Het belastbare inkomen uit werk en woning bestaat uit een belastbare winst uit onderneming van € 21.504 en een belastbaar inkomen uit eigen woning van -/- € 5.700.
Op 22 maart 2017 is een boekenonderzoek aangekondigd. Het doel van het boekenonderzoek was de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV 2014 en 2015 van belanghebbende en de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2015.
Met dagtekening 25 april 2017 is de aanslag IB/PVV 2015 opgelegd conform de ingediende aangifte.
Met dagtekening 30 september 2017 is de navorderingsaanslag IB/PVV 2014 opgelegd. Bij het opleggen van de navorderingsaanslag zijn de volgende correcties aangebracht:
Vastgesteld inkomen uit werk en woning |
€ 12.753 |
a. Vervallen winst uit onderneming |
-/- € 30.216 |
b. Resultaat uit overige werkzaamheden |
€ 30.216 |
c. Privégebruik auto |
€ 3.110 |
d. Correctie representatiekosten |
€ 709 |
e. Privédeel telefoon- en administratiekosten |
€ 400 |
f. Vervallen zelfstandigenaftrek |
€ 7.280 |
g. Vervallen MKB-winstvrijstelling |
€ 3.247 |
h. Correctie aftrek eigen woning |
€ 2.996 |
Het belastbare inkomen uit werk en woning |
€ 30.495 |
De inspecteur heeft de belastbare inkomsten uit eigen woning van -/- € 7.191 gecorrigeerd voor zover deze verband houden met de periode augustus tot en met december 2014. De belastbare inkomsten uit eigen woning bedragen na die correctie -/- € 4.195.
Bij het opleggen van de navorderingsaanslag IB/PVV 2014 is een vergrijpboete opgelegd van € 1.488.
Met dagtekening 7 oktober 2017 is aan belanghebbende de navorderingsaanslag IB/PVV 2015 opgelegd. Bij het opleggen van de navorderingsaanslag zijn de volgende correcties aangebracht:
Vastgesteld inkomen uit werk en woning |
€ 15.804 |
a. Vervallen winst uit onderneming |
-/- € 31.945 |
b. Resultaat uit overige werkzaamheden |
€ 31.945 |
c. Privégebruik auto |
€ 1.990 |
d. Correctie representatiekosten |
€ 945 |
e. Privédeel telefoon- en administratiekosten |
€ 400 |
f. Vervallen zelfstandigenaftrek |
€ 7.280 |
g. Vervallen MKB-winstvrijstelling |
€ 3.501 |
h. Correctie aftrek eigen woning |
€ 5.700 |
Het belastbare inkomen uit werk en woning |
€ 35.620 |
Het belastbare inkomen uit sparen en beleggen |
€ 5.206 |
Bij het opleggen van de navorderingsaanslag IB/PVV 2015 is een vergrijpboete opgelegd van € 1.486.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 2014 en de navorderingsaanslag IB/PVV 2015 (hierna samen: de navorderingsaanslagen). De bezwaren zijn ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft de navorderingsaanslagen in stand gelaten en de boetebeschikkingen, conform het standpunt van de inspecteur, verminderd tot € 319 (2014) respectievelijk € 209 (2015).
3 Geschil en conclusies van partijen
In geschil is of de navorderingsaanslagen naar het juiste bedrag zijn vastgesteld. Het geschil spitst zich toe op de volgende vragen:
I: Moeten de inkomsten die belanghebbende heeft behaald worden gekwalificeerd als winst uit onderneming of als resultaat uit overige werkzaamheden?
II. Is de woning een eigen woning in de zin van artikel 3.111 Wet IB 2001?
Belanghebbende concludeert tot navorderingsaanslagen waarbij de inkomsten worden gekwalificeerd als winst uit onderneming en waarbij de woning wordt aangemerkt als eigen woning in de zin van artikel 3.111 Wet IB.
De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
De correcties ten aanzien van de door belanghebbende geclaimde kosten, in 2.11 en 2.13 van deze uitspraak aangeduid met de letters c, d en e, zijn tussen partijen niet in geschil.