Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-12-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:4102, 20/00186
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-12-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:4102, 20/00186
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 31 december 2020
- Datum publicatie
- 5 februari 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2020:4102
- Zaaknummer
- 20/00186
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het (ver)plaatsen van een tijdelijke woonunit. Hiervoor zijn leges geheven, waartegen belanghebbende opkomt.
Het hof is van oordeel dat het verplaatsen van een tijdelijke woonunit valt onder het begrip bouwen van artikel 1.1 van de Wabo. De heffingsambtenaar heeft de bouwkosten terecht gebaseerd op de toepasselijke categorie in de ROEB-lijst. Er is geen sprake van een regeling die in strijd is met de wet of enig algemeen rechtsbeginsel.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 20/00186
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant (hierna: de rechtbank) van 6 februari 2020, nummer AWB 19/154, in het geding tussen
belanghebbende,
en
het hoofd van de afdeling financiën van de gemeente [gemeente] ,
hierna: de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende de aanslag leges opgelegd.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.
De heffingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft zonder partijen plaatsgevonden op 2 oktober 2020 in ’s-Hertogenbosch. Vóór de zitting hebben belanghebbende en de gemachtigde laten weten dat zij niet zullen verschijnen. De griffier heeft dit telefonisch meegedeeld aan de heffingsambtenaar en heeft toegevoegd dat deze - wat het hof betreft - ook niet hoeft te verschijnen.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
De gemeenteraad van de gemeente [gemeente] heeft op 20 december 2016 de Verordening op de heffing en de invordering van leges 2017 van de gemeente [gemeente] (hierna: de Legesverordening 2017) vastgesteld. De gemeenteraad heeft op die datum ook de tarieventabel 2017 en de ROEB-lijst1 voor 2017 vastgesteld. De Legesverordening 2017 is op 1 januari 2017 inwerking getreden.
Belanghebbende heeft op 6 september 2017 op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een (tijdelijke) woonunit op het perceel [adres] 4a te [woonplaats] .
De heffingsambtenaar heeft voor het in behandeling nemen van die aanvraag de aanslag leges opgelegd tot een bedrag van in totaal € 5.123,69.
Het bedrag van de aanslag is samengesteld uit een bedrag leges voor ‘Bouwactiviteiten omgevingsvergunning’ (hierna: bouwleges) van € 2.824,46, vermeerderd met een bedrag aan leges van € 1.412,23 voor ‘legalisatie omgevingsvergunning bouwactiviteiten’ en een bedrag van € 887 in verband met een ‘buitenplanse kleine afwijking’. De aanslag is opgelegd op grond van de tarieventabel 2017 die bij Legesverordening 2017 hoort en de ROEB lijst 2017. De heffingsambtenaar heeft de bouwkosten vastgesteld op € 80.560,76, waarbij is uitgegaan van categorie 1.6. van de ROEB-lijst en 374,04 m3.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
1. Zijn de bouwkosten op de juiste wijze vastgesteld?
2. Leidt de wijze van vaststellen van de bouwkosten tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing?
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en de uitspraak op bezwaar en de aanslag. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.