Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-12-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:4110, 19/00250

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-12-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:4110, 19/00250

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
31 december 2020
Datum publicatie
9 februari 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:4110
Formele relaties
Zaaknummer
19/00250
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-03-2027] art. 6:22

Inhoudsindicatie

BPM. Gemachtigde geweigerd wegens beledigend taalgebruik. Schending hoorplicht terecht gepasseerd met toepassing art. 6:22 Awb. Waarde van ingevoerde kampeerauto. Geen koerslijst, terecht uitgegaan van de tabelafschrijving.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 19/00250

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 26 maart 2019, nummer BRE 17/6456, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft een naheffingsaanslag BPM (hierna: de naheffingsaanslag) aan belanghebbende opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.

1.3.

De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Naar aanleiding van het door de toenmalige gemachtigde, [gemachtigde] (hierna: [gemachtigde] ), in het hoger beroepschrift gebezigde onbetamelijke taalgebruik heeft het hof [gemachtigde] , [B BV] en [C BV] , bij tussenuitspraak van 13 maart 20201 (hierna: de tussenuitspraak), geweigerd om nog langer bijstand te verlenen in de onderhavige zaak dan wel belanghebbende te vertegenwoordigen en heeft belanghebbende de gelegenheid gekregen om binnen vier weken een andere gemachtigde aan te wijzen. Er is geen nieuwe gemachtigde aangewezen.

1.7.

Namens belanghebbende is op 28 april 2020 een fax bij het hof ingediend. Het hof heeft belanghebbende bij brief van 28 april 2020 medegedeeld dat deze fax, met uitzondering van de mededeling dat belanghebbende een mondelinge behandeling wenselijk acht, buiten beschouwing gelaten zal worden, aangezien deze overduidelijk afkomstig is van [gemachtigde] . Het hof heeft de fax en de schriftelijke reactie van het hof hierop bij brief van 28 april 2020 doorgestuurd naar de inspecteur.

1.8.

De zitting heeft plaatsgevonden op 27 november 2020 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.9.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.10.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende heeft ter zake van de registratie van een Fiat Ducato 35 2.3 MJ L3H2 met VIN [nummer] (hierna: de auto), op 23 februari 2016 aangifte gedaan naar een verschuldigd bedrag aan BPM van € 5.887 (hierna: de aangifte). Het betreft een kampeerauto.

2.2.

Belanghebbende heeft in de aangifte opgave gedaan van een historische nieuwprijs van € 52.669, een handelsinkoopwaarde van € 24.383 en een historisch bruto BPM-bedrag van € 12.719. De historische nieuwprijs en de handelsinkoopwaarde zijn gebaseerd op een door Eurotaxglass’s opgestelde koerslijst behorende bij een Fiat Ducato Diesel 35H L3H2 2.3 MJ 110kW. Dit betreft een gesloten bestelbus zonder recreatieve voorzieningen.

2.3.

De inspecteur heeft bij brief met dagtekening 1 augustus 2016 aangekondigd voornemens te zijn ter zake van de registratie van de auto een naheffingsaanslag aan belanghebbende op te leggen (hierna: de vooraankondiging). De inspecteur heeft belanghebbende in de gelegenheid gesteld om vóór 16 augustus 2016 (schriftelijk) op dit voornemen te reageren. Belanghebbende heeft hier geen gebruik van gemaakt.

2.4.

De naheffingsaanslag is op 7 oktober 2016 aan belanghebbende opgelegd. De inspecteur is bij het opleggen van de naheffingsaanslag uitgegaan van een netto catalogusprijs van € 31.815, een historische bruto BPM-bedrag van € 12.267 en een afschrijving van 32,332%. De netto catalogusprijs is gebaseerd op een door Autotelex opgestelde koerslijst behorende bij een Fiat Ducato- 35 2.3 MultiJet L3H2. Dit betreft een kampeerauto. Het afschrijvingspercentage is gebaseerd op de forfaitaire tabel.

2.5.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag. De inspecteur heeft het bezwaar bij uitspraak op bezwaar van 12 september 2017 ongegrond verklaard. Belanghebbende is niet gehoord voorafgaand aan het doen van uitspraak op bezwaar.

2.6.

Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, de inspecteur veroordeeld tot betaling van een immateriële schadevergoeding van € 500, de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de kosten van het geding bij de rechtbank van € 512 en gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 168 dient te vergoeden.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

1. Heeft de rechtbank de schending van de hoorplicht terecht gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)?

2. Is het verdedigingsbeginsel geschonden?

3. Is de naheffingsaanslag tot een te hoog bedrag opgelegd respectievelijk strijdig met het Unierecht?

4. Zo ja, heeft belanghebbende recht op vergoeding van rente over het bedrag van de naheffingsaanslag respectievelijk de vermindering van de naheffingsaanslag?

5. Is van belanghebbende terecht respectievelijk naar het juiste bedrag griffierecht geheven?

6. Heeft belanghebbende recht op vergoeding van rente over het betaalde griffierecht?

7. Dient op een verzoek tot vergoeding van immateriële schade te worden beslist door een andere rechter dan die de hoofdzaak heeft beslist?

8. Heeft belanghebbende recht op vergoeding van de werkelijke proceskosten?

3.2.

Belanghebbende concludeert primair tot terugwijzing van de onderhavige zaak naar de inspecteur wegens schending van de hoorplicht. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing