Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-12-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:4115, 20/00005
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-12-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:4115, 20/00005
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 31 december 2020
- Datum publicatie
- 11 februari 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2020:4115
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:1686, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 20/00005
Inhoudsindicatie
Inkomensafhankelijke combinatiekorting. Eis dat kind gedurende ten minste zes maanden is ingeschreven op hetzelfde woonadres (inschrijvingsvereiste). Belanghebbende woont in Nederland, zijn partner woont met de kinderen in België. Er wordt niet voldaan aan het inschrijvingsvereiste. Belanghebbende stelt dat hij toch recht heeft op de inkomensafhankelijke combinatiekorting, gelet op het doel van die regeling en bepalingen uit het internationale recht. Het hof stelt belanghebbende in het ongelijk. Er wordt niet voldaan aan de wettelijke voorwaarden; voor een materiële toetsing aan het doel van de regeling is daarnaast geen plaats. Het inschrijvingsvereiste is ook niet in strijd met bepalingen uit het internationale recht die gelijke behandeling van gelijke gevallen waarborgen. Het inschrijvingsvereiste wordt namelijk neutraal toegepast. Het hoger beroep is ongegrond.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 20/00005
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende]
wonend in [woonplaats]
hierna, belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 21 november 2019, nummer BRE 18/5810, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst
hierna: de inspecteur
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende de aanslag inkomstenbelasting/premieheffing volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2015 opgelegd.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.
De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 24 september 2020 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende had in 2015 een partner, niet zijnde zijn fiscaal partner, en twee
kinderen jonger dan 12 jaar. De partner van belanghebbende woonde met de kinderen in
België en stond met hen op hun woonadres in België ingeschreven. De Federale Overheidsdienst Financiën in België heeft de partner van belanghebbende in 2015 aangemerkt als alleenstaande ouder.
In 2015 werkte belanghebbende in [plaats] . Van maandag tot en met donderdag
verbleef belanghebbende in Nederland. Hij was ingeschreven op een Nederlands woonadres in de basisregistratie personen. Belanghebbende verbleef van vrijdag tot en met zondag bij zijn gezin in België. Op de dagen dat belanghebbende bij zijn gezin verbleef had hij, samen met zijn partner, de feitelijke zorg voor de kinderen. Belanghebbende droeg tevens financieel zorg voor de kinderen.
Belanghebbende maakt aanspraak op de inkomensafhankelijke combinatiekorting (hierna: de IACK). De inspecteur heeft belanghebbende die korting geweigerd, omdat niet is voldaan aan het wettelijke vereiste dat in 2015 gedurende ten minste zes maanden een kind dat bij de aanvang van dat jaar de leeftijd van 12 jaar niet heeft bereikt op hetzelfde woonadres als belanghebbende staat ingeschreven in de basisregistratie personen (hierna: het inschrijvingsvereiste).1
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vraag:
Is de niet-toekenning van de IACK in strijd met
a. doel en strekking van de IACK,
b. artikel 26 Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (hierna: IVBPR) en/of artikel 14 Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), of
c. het vrij verkeer van werknemers en personen in de EU, of
d. de Verordening EU 883/2004 inzake de coördinatie van sociale zekerheidsstelsels in de EU, of
e. het zorgvuldigheidsbeginsel,
f. het motiveringsbeginsel,
g. het evenredigheidsbeginsel,
h. het gelijkheidsbeginsel
i. het recht op 'family life'/gezinsleven,
j. het rechtszekerheidsbeginsel,
en tenslotte:
k. artikel 11 Wet algemene bepalingen.
Belanghebbende concludeert tot vaststelling van de aanslag met toepassing van de IACK. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.