Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-12-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:4122, 20/00308
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-12-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:4122, 20/00308
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 31 december 2020
- Datum publicatie
- 11 februari 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2020:4122
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2020:1341, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 20/00308
Inhoudsindicatie
Navorderingsaanslag IB/PVV 2016 en beschikking belastingrente. Het geschil betreft het antwoord op de vraag of er sprake is van een kenbare fout als bedoeld in artikel 16, lid 2, letter c, AWR. Naar het oordeel van het hof is daarvan sprake, aangezien de onjuiste kwalificatie van een WAZ-uitkering in de aangifte aan een fout van belanghebbende is te wijten, gesteld noch gebleken is dat deze fout welbewust door de inspecteur is geaccepteerd en de te weinig geheven belasting ten minste 30 percent bedraagt van de ingevolge de belastingwet verschuldigde belasting.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 20/00308
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 20 maart 2020, nummer BRE 19/1665, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2016 opgelegd (hierna: de navorderingsaanslag IB/PVV 2016). Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht (hierna: de beschikking belastingrente).
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 2016 en de beschikking belastingrente.
De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft de gronden waarop het hoger beroep berust nader schriftelijk toegelicht.
De zitting heeft plaatsgevonden op 7 oktober 2020 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en zijn zoon, [zoon] , en, namens de inspecteur, [inspecteur] .
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende heeft in het jaar 2016 van het UWV een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen van € 10.060 ontvangen (hierna: de WAZ-uitkering). Op de WAZ-uitkering is een loonheffing van € 3.667 ingehouden.
Namens belanghebbende is op 18 augustus 2017, op digitale wijze, de aangifte IB/PVV 2016 ingediend (hierna: de aangifte IB/PVV 2016). Belanghebbende heeft de aangifte IB/PVV 2016 op papier ingevuld en één van zijn zonen (een andere zoon dan de ter zitting bij het hof verschenen zoon) heeft de aangifte vervolgens in het digitale aangiftesysteem van de Belastingdienst verwerkt. In de aangifte IB/PVV 2016 is de WAZ-uitkering aangegeven als inkomen uit tegenwoordige dienstbetrekking. Uit de aangifte IB/PVV 2016 blijkt dat de WAZ-uitkering door het UWV is uitgekeerd.
Op 6 oktober 2017 is aan belanghebbende een voorlopige aanslag IB/PVV 2016 opgelegd (hierna: de voorlopige aanslag IB/PVV 2016). In de voorlopige aanslag IB/PVV 2016 wordt uitgegaan van een verschuldigd bedrag aan IB/PVV van nihil. Aangezien het ingehouden bedrag aan loonheffing € 3.667 bedraagt, volgt uit de voorlopige aanslag IB/PVV 2016 een teruggaaf van € 3.667. De voorlopige aanslag IB/PVV 2016 is gebaseerd op de gegevens zoals opgenomen in de aangifte IB/PVV 2016.
De inspecteur heeft op 15 december 2017 de definitieve aanslag IB/PVV 2016 opgelegd naar een bedrag van nihil (hierna: de aanslag IB/PVV 2016). De aanslag IB/PVV 2016 is, als gevolg van geautomatiseerde verwerking, conform de aangifte IB/PVV 2016 opgelegd.
De inspecteur heeft op 1 mei 2018 een navorderingsaanslag IB/PVV 2016 van € 2.007 opgelegd, omdat de WAZ-uitkering inkomen uit vroegere dienstbetrekking betreft en daarom geen recht bestaat op de arbeidskorting en de werkbonus. Gelijktijdig is aan belanghebbende bij beschikking € 73 belastingrente in rekening gebracht.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de navorderingsaanslag IB/PVV 2016 en de beschikking belastingrente terecht zijn opgelegd. Meer in het bijzonder betreft het geschil het antwoord op de vraag of er sprake is van een kenbare fout als bedoeld in artikel 16, lid 2, letter c, Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR).
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de navorderingsaanslag en de beschikking belastingrente. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.