Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-02-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:650, 19/00235

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-02-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:650, 19/00235

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
20 februari 2020
Datum publicatie
28 april 2020
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:650
Formele relaties
Zaaknummer
19/00235
Relevante informatie
Wet op de omzetbelasting 1968 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 11

Inhoudsindicatie

Wet OB. Art. 11, lid 1, letter b. de terbeschikkingstelling van grondplaatsen (al dan niet met marktkraam) aan de standhouders op een vlooienmarkt is een van omzetbelasting vrijgestelde verhuurdienst.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 19/00235

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 21 maart 2019, nummer BRE 17/7333 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De naheffingsaanslag omzetbelasting over de periode 1 januari 2016 tot en met 31 mei 2016 is opgelegd op 24 december 2016.

1.2.

Belanghebbende heeft op 3 januari 2017 bezwaar gemaakt.

1.3.

De Inspecteur heeft op 13 oktober 2017 uitspraak op bezwaar gedaan.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het Hof. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

De zitting heeft plaatsgehad op 10 januari 2020 te ’s-Hertogenbosch. Op deze zitting zijn verschenen namens belanghebbende: [directeur] (directeur), vergezeld van belanghebbendes gemachtigden [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] en, namens de Inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] .

1.7.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende houdt zich bezig met de organisatie van vlooienmarkten. Zij huurt voor die vlooienmarkten terreinen en sport- en evenementenhallen. Belanghebbende maakt via sociale media en billboards reclame voor de vlooienmarkt. Bezoekers van de vlooienmarkten moeten entreegeld betalen. Op de vlooienmarkt is een marktmeester aanwezig. Het opzetten en afbreken van de marktkramen, en de schoonmaak van het terrein of de sport- en evenementenhal na afloop van de vlooienmarkt gebeurt door belanghebbende.

2.2.

Aan standhouders op de vlooienmarkt stelt belanghebbende grondplaatsen al dan niet met marktkraam ter beschikking tegen vergoeding. De standhouders zijn veelal particulieren, die de plaats gebruiken voor de verkoop van goederen tijdens de vlooienmarkt. De standhouders kunnen vooraf via internet of telefonisch inschrijven bij belanghebbende voor een grondplaats. De grondplaats heeft een afmeting van 4x1 meter. De bij de vlooienmarkt namens belanghebbende aanwezige marktmeester wijst aan iedere standhouder een grondplaats (al dan niet) met marktkraam toe. De toewijzing wordt bijgehouden op een plattegrond. De specifiek toegewezen grondplaats staat de standhouder ter beschikking voor de duur van de vlooienmarkt. De vlooienmarkt is open op de aangegeven dag tussen 9 en 16 uur. De standhouder moet bij vertrek zijn spullen opruimen.

2.3.

Belanghebbende berekent voor de terbeschikkingstelling van een grondplaats op een vlooienmarkt een vast bedrag van € 20 per grondplaats. Voor de marktkraam berekent zij aanvullend een bedrag van € 8. Marktkramen zijn niet los van een grondplaats te huur. De door de standhouders aan belanghebbende verschuldigde vergoeding wordt door de marktmeester bij toewijzing van de grondplaats geïnd. De standhouders (twee personen per stand) hoeven geen entreegeld voor de vlooienmarkt te betalen. In de periode januari tot en met mei 2016 bedroeg de omzet van de ‘verhuur grondplaatsen plus marktkramen’: € 108.382,12. De omzet van de terbeschikkingstelling van losse grondplaatsen bedroeg € 2.180.

2.4.

Belanghebbende heeft geen omzetbelasting afgedragen over de terbeschikkingstelling van de grondplaatsen al dan niet met marktkraam. De Inspecteur heeft hierover, rekening houdend met aftrek van voorbelasting, een bedrag van € 6.350 aan omzetbelasting nageheven.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Tussen partijen is in geschil of belanghebbende omzetbelasting verschuldigd is over de terbeschikkingstelling van grondplaatsen (al dan niet met marktkraam) aan de standhouders.

3.2.

Belanghebbende is van mening dat deze dienst – als verhuur van onroerende zaken – is vrijgesteld van omzetbelasting. Subsidiair is belanghebbende van mening dat de verhuur van grondplaatsen is vrijgesteld en de verhuur van marktkramen belast. Ten slotte doet belanghebbende een beroep op het gelijkheidsbeginsel. De Inspecteur is van mening dat belanghebbende een dienst sui generis verricht - te weten het faciliteren en laten deelnemen aan een markt - die belast is met omzetbelasting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar, primair tot vernietiging van de naheffingsaanslag en subsidiair tot vermindering van de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 1.778. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing