Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-02-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:657, 19/00390

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-02-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:657, 19/00390

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
20 februari 2020
Datum publicatie
13 maart 2020
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:657
Zaaknummer
19/00390
Relevante informatie
Besluit proceskosten bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2024] art. 1

Inhoudsindicatie

Geen proceskostenvergoeding voor verleende rechtsbijstand omdat de (BV van de) echtgenoot van belanghebbende niet een derde is in de zin van artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 19/00390

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 9 juli 2019, nummer SHE 18/1897 in het geding tussen

belanghebbende,

en

De heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven

hierna: de Heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn beschikkingen gegeven op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) waarbij de waarde van de onroerende zaken aan de [adres 8] en [adres 9] , beide te [plaats] , per waardepeildatum 1 januari 2017 voor het kalenderjaar 2018, is vastgesteld op respectievelijk € 181.000 en €169.000. De daartegen gemaakte bezwaren zijn door de Heffingsambtenaar bij uitspraken op bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Voor dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46.

De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd,

de Heffingsambtenaar opgedragen opnieuw uitspraak op bezwaar te doen en

teruggave van het griffierecht gelast. Het verzoek tot toekenning van een (proces)kostenvergoeding is door de Rechtbank afgewezen.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 128.

De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 10 januari 2020 te ‘s-Hertogenbosch.

Aldaar is toen verschenen en gehoord [gemachtigde heffingsambtenaar] als gemachtigde van de Heffingsambtenaar.

Belanghebbende en zijn gemachtigde zijn niet verschenen, zonder kennisgeving vooraf aan het Hof.

De griffier heeft verklaard dat zij belanghebbende bij brief van 20 november 2019 heeft uitgenodigd voor de zitting met vermelding van datum, plaats en tijdstip van de zitting. Deze brief, met nummer [nummer] , is aangetekend verzonden naar het door belanghebbende opgegeven adres. Tot de gedingstukken behoort een kopie van de lijst van aangetekende verzendbewijzen en een schermprint van de statusinformatie van het verzendbewijs. Hieruit volgt dat de uitnodiging voor de zitting op 26 november 2019 is afgehaald op een Post NL locatie.

1.5.

De Heffingsambtenaar heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof.

1.6.

Aan het einde van de zitting heeft het Hof het onderzoek gesloten. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de onder 1.1 genoemde onroerende zaken en heeft in die hoedanigheid de vermelde WOZ-beschikkingen ontvangen. [A] en belanghebbende zijn gehuwd en voeren een gezamenlijke huishouding aan de [adres 1] te [woonplaats] .

2.2.

De machtiging van 4 augustus 2017 vermeldt het volgende:

“ [belanghebbende] machtigt hierbij mr. drs. [A] , h.o.d.n. [AA]

en/of [A BV] en/of legal control gevestigd te ( [postcode] ) [woonplaats] aan de [adres 2] ……”.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft uitsluitend het antwoord op de vraag of de Rechtbank aan belanghebbende een proceskostenvergoeding had moeten toekennen voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de Heffingsambtenaar ontkennend.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank doch enkel voor zover daarbij is nagelaten een proceskostenvergoeding toe te kennen. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing