Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-01-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:70, 19/00221 en 19/00222

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-01-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:70, 19/00221 en 19/00222

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
9 januari 2020
Datum publicatie
15 januari 2020
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:70
Formele relaties
Zaaknummer
19/00221 en 19/00222

Inhoudsindicatie

Gebondenheid belanghebbende aan door gemachtigde met de Inspecteur gesloten compromis.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 19/00221 en 19/00222

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 6 maart 2019, nummer BRE 17/6922 en 17/7926 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende na te melden aanslagen.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 79.384. Deze aanslag is bij uitspraak op bezwaar van de Inspecteur gehandhaafd.

1.1.2.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd naar een bijdrage‑inkomen van € 44.984. Deze aanslag is bij uitspraak op bezwaar van de Inspecteur gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De griffier van de Rechtbank heeft een griffierecht geheven van € 46.

De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. De griffier heeft een griffierecht geheven van € 128.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

De zitting heeft plaatsgehad op 21 november 2019 te ’s-Hertogenbosch. Namens belanghebbende is zijn gemachtigde [gemachtigde] verschenen en namens de Inspecteur [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] .

1.5.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende exploiteerde in 2014 de eenmanszaak “ [de eenmanszaak] ” (hierna: de eenmanszaak). Daarnaast hield hij in 2014 50% van de aandelen in [BV] .

2.2.

In de aangifte IB/PVV over het jaar 2014 heeft belanghebbende wat betreft de winst van de eenmanszaak (onder meer) als kostenposten aangegeven een bedrag van € 130.000 ‘kosten van grond- en hulpstoffen inkoopprijs van de verkopen’ en een bedrag van € 40.000 ‘afschrijving gebouwen en terreinen’.

2.3.

Bij het vaststellen van de aanslagen IB/PVV en Zvw 2014 heeft de Inspecteur beide in 2.2 genoemde bedragen niet als kostenposten toegelaten. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslagen, die bij uitspraken op bezwaar zijn gehandhaafd. Tegen die uitspraken heeft belanghebbende beroep ingesteld.

2.4.

Tijdens de beroepsfase heeft op 9 april 2018 een telefonisch gesprek plaatsgevonden tussen de Inspecteur en de gemachtigde. Op diezelfde dag heeft de Inspecteur een e‑mail aan de gemachtigde verzonden met daarin de bevestiging van de afspraken die tijdens het telefoongesprek zijn gemaakt. Deze luiden als volgt:

“1. [belanghebbende] heeft voor het jaar 2014 alsnog recht op een bedrag van € 40.000 aan willekeurige afschrijving voor startende ondernemers;

2. Het bedrag van € 130.000 dat middels een papieren boeking in 2014 is verwerkt als storting in [BV] is niet aftrekbaar voor de heffing van inkomstenbelasting en is niet belast voor de heffing van vennootschapsbelasting;

3. Door u worden de beroepsprocedures over het jaar 2014 met kenmerk BRE 17/6922 en 7926 ingetrokken. Uw cliënt heeft geen recht op een vergoeding van proceskosten, griffierecht of enige andere vorm van schadevergoeding.”

2.5.

Bij e‑mail van eveneens 9 april 2018 heeft de gemachtigde als volgt op voornoemde e‑mail van de Inspecteur gereageerd:

“Akkoord met de tussen u en mij gemaakte afspraak. Ik zal de beroepsprocedure intrekken.”

2.6.

Bij verminderingsbeschikkingen van 28 april 2018, respectievelijk 28 juni 2018 heeft de Inspecteur de aanslagen IB/PVV en Zvw 2014 verminderd overeenkomstig de in 2.4 vermelde afspraken.

2.7.

Naar aanleiding van de uitnodiging voor de zitting bij de Rechtbank heeft de Inspecteur op 6 februari 2019 opnieuw telefonisch contact opgenomen met de gemachtigde. Tijdens het telefoongesprek heeft de gemachtigde verklaard dat hij het beroep niet intrekt.

2.8.

De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

In hoger beroep is in geschil of op 9 april 2018 een rechtsgeldig compromis tot stand is gekomen. Zo niet, dan is in geschil of de Inspecteur bij het vaststellen van de aanslagen IB/PVV en Zvw 2014 terecht de in 2.2 genoemde kostenpost van € 130.000 heeft gecorrigeerd.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraken op bezwaar en tot verdere vermindering van de aanslagen. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing