Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 05-03-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:832, 19/00124 en 19/00125
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 05-03-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:832, 19/00124 en 19/00125
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 5 maart 2020
- Datum publicatie
- 19 maart 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2020:832
- Zaaknummer
- 19/00124 en 19/00125
Inhoudsindicatie
Aanslagen tijdig opgelegd? De aanslag IB/PVV 2012 is tijdig opgelegd. In dit verband wordt een aantal stellingen van belanghebbende tardief verklaard. Tussen partijen is niet in geschil dat de aanslag IB/PVV 2013 buiten de aanslagtermijn is opgelegd. Belanghebbende en haar partner hebben de onderlinge verdeling van het belastbare inkomen uit sparen en beleggen gewijzigd. Het belastbare inkomen uit sparen en beleggen van belanghebbende wordt daarom verminderd tot nihil. De door belanghebbende geclaimde aftrekposten zijn door de inspecteur terecht geweigerd of tot het juiste bedrag vastgesteld.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 19/00124 en 19/00125
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 12 februari 2019, nummers BRE 17/5315 en 18/760, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur,
betreffende de hierna vermelde aanslagen en beschikkingen.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het jaar 2012 de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.175 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 6.512. Tevens is bij beschikking een bedrag van € 468 aan belastingrente in rekening gebracht.
Aan belanghebbende is over het jaar 2013 de aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 31.922 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 5.611. Tevens is bij beschikking een bedrag van € 745 aan belastingrente in rekening gebracht.
De aanslag IB/PVV 2012 is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de inspecteur van 21 juli 2017 verminderd. De inspecteur heeft het belastbare inkomen uit sparen en beleggen verminderd tot € 1.471 en het belastbare inkomen uit werk en woning gehandhaafd. De beschikking belastingrente is dienovereenkomstig verminderd.
De aanslag IB/PVV 2013 is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de inspecteur van 8 januari 2018 verminderd. De inspecteur heeft het belastbare inkomen uit sparen en beleggen verminderd tot nihil en het belastbare inkomen uit werk en woning gehandhaafd. De beschikking belastingrente is dienovereenkomstig verminderd.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep ten aanzien van de aanslag IB/PVV 2012 gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd voor zover deze ziet op het belastbare inkomen uit sparen en beleggen en de beschikking belastingrente, de aanslag IB/PVV 2012 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 731 met handhaving van de overige elementen van de aanslag, de beschikking belastingrente over het jaar 2012 dienovereenkomstig verminderd en gelast dat de inspecteur aan belanghebbende het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
De rechtbank heeft het beroep ten aanzien van de aanslag IB/PVV 2013 ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 128. De inspecteur heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 4 december 2019 te ‘s-Hertogenbosch.
Daar zijn verschenen namens belanghebbende, haar gemachtigde en partner [gemachtigde] , alsmede, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Tijdens deze zitting heeft belanghebbende een machtiging overgelegd en een pleitnota met bijlagen. De inspecteur heeft bezwaar gemaakt tegen overlegging van een deel van de bijlagen. Dat deel van de bijlagen is door het hof buiten beschouwing gelaten. De buiten beschouwing gelaten bijlagen betreffen de stukken die belanghebbende voor het eerst tijdens de zitting heeft overgelegd, met uitzondering van de verklaring van 3 december 2019.
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
Belanghebbende diende haar aangifte IB/PVV over het jaar 2012 te doen vóór 1 april 2013.
Op 28 augustus 2013 heeft belanghebbende een aangifte IB/PVV over het jaar 2012 ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.637. Dit belastbare inkomen is als volgt opgebouwd:
Inkomen uit dienstbetrekking |
€ 45.163 |
|
Bij: huurwaarde eigen woning |
€ 2.886 |
|
Af: betaalde rente eigen woning |
€ 6.254 -/- |
Schuld ING Bank NV € 115.000 |
Af: betaalde rente eigen woning |
€ 12.620 -/- |
Schuld ING Bank NV € 345.000 |
Af: betaalde rente eigen woning |
€ 4.200 -/- |
Schuld € 70.000 |
Totaal |
€ 24.975 |
|
Af: persoonsgebonden aftrek (scholingsuitgaven) |
€ 1.338 -/- |
Na toepassing drempel van € 500 |
Belastbaar inkomen uit werk en woning |
€ 23.637 |
Verder heeft belanghebbende een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen aangegeven van nihil.
Met dagtekening 22 april 2016 heeft de inspecteur de aanslag IB/PVV 2012 opgelegd. Bij het vaststellen van die aanslag is de inspecteur afgeweken van de ingediende aangifte. Hij heeft een deel van het negatieve inkomen uit eigen woning gecorrigeerd (€ 4.200) en de persoonsgebonden aftrek (€ 1.338) niet toegestaan. Het belastbare inkomen uit werk en woning heeft de inspecteur vastgesteld op € 29.175. Het belastbare inkomen uit sparen en beleggen heeft de inspecteur vastgesteld op € 6.512.
Bij de uitspraak op bezwaar van 21 juli 2017 heeft de inspecteur het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2012 gegrond verklaard. De inspecteur heeft het belastbare inkomen uit sparen en beleggen verminderd tot € 1.471 en het belastbare inkomen uit werk en woning gehandhaafd.
De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ten aanzien van de aanslag IB/PVV 2012 gegrond verklaard. De rechtbank heeft het belastbare inkomen uit sparen en beleggen verminderd tot € 731 met handhaving van de overige elementen van de aanslag.
Met dagtekening 22 januari 2013 is aan belanghebbende een voorlopige aanslag IB/PVV 2013 opgelegd. Hierbij is het belastbare inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 19.472. De voorlopige aanslag IB/PVV 2013 resulteert in een teruggaaf van € 11.918.
Met dagtekening 26 september 2014 is wederom een voorlopige aanslag IB/PVV 2013 opgelegd. Hierbij is het belastbare inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 21.312. Gelet op de eerdere voorlopige aanslag IB/PVV 2013 dient belanghebbende € 3.532 op deze nadere voorlopige aanslag te betalen.
Belanghebbende diende haar aangifte IB/PVV over het jaar 2013 te doen vóór 1 april 2014. Belanghebbende heeft op 28 maart 2014 verzocht om uitstel tot het doen van aangifte IB/PVV over het jaar 2013. De inspecteur heeft uitstel tot het doen van aangifte verleend tot 1 september 2014. Op 31 augustus 2014 heeft belanghebbende de aangifte IB/PVV 2013 ingediend. De aanslag IB/PVV 2013 is met dagtekening 1 juni 2017 aan belanghebbende opgelegd.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I: Is de aanslag IB/PVV 2012 tijdig opgelegd?
II: Zijn de aftrekbare kosten met betrekking tot de eigen woning hoger dan reeds toegestaan?
III: Heeft belanghebbende over het jaar 2012 recht op een persoonsgebonden aftrek in verband met scholingsuitgaven?
IV: Is het belastbare inkomen uit sparen en beleggen over het jaar 2012 tot een te hoog bedrag vastgesteld?
V: Is de aanslag IB/PVV 2013 tijdig opgelegd?
VI: Dient aan belanghebbende een immateriële schadevergoeding te worden toegekend?
VII: Dient het door belanghebbende betaalde griffierecht te worden vergoed?
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de aanslag IB/PVV 2012. De inspecteur concludeert tot een aanslag IB/PVV 2012 naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil, met handhaving van de overige elementen van de aanslag.
Beide partijen concluderen tot vernietiging van de aanslag IB/PVV 2013.