Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-04-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1277, 20/00379

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-04-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1277, 20/00379

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
22 april 2021
Datum publicatie
6 mei 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2021:1277
Formele relaties
Zaaknummer
20/00379

Inhoudsindicatie

Heeft de heffingsambtenaar belanghebbende terecht niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van de gronden van het bezwaar? De rechtbank oordeelt van niet, verklaart het beroep gegrond en draagt de heffingsambtenaar op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van haar uitspraak. De heffingsambtenaar komt in hoger beroep.

In deze zaak staat vast dat de heffingsambtenaar belanghebbende ter zake van het ontbreken van een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaarschrift is gericht, niet de gelegenheid heeft geboden dit verzuim te herstellen. Zonder belanghebbende die gelegenheid te bieden mag de heffingsambtenaar niet overgaan tot het niet-ontvankelijk verklaren van belanghebbende in zijn bezwaar. Alleen al om deze reden bevestigt het hof de uitspraak van de rechtbank. Daarnaast is het hof van oordeel dat de rechtbank op goede gronden terecht heeft beslist dat de heffingsambtenaar het bezwaarschrift niet vanwege het ontbreken van gronden niet-ontvankelijk had mogen verklaren.

Uitspraak

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer

Nummer: 20/00379

Uitspraak op het hoger beroep van

de heffingsambtenaar van de gemeente Helmond,

hierna: de heffingsambtenaar,

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant (hierna: de rechtbank) van 11 juni 2020, nummer SHE 19/1715 in het geding tussen

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 31 januari 2019 bij aanslagbiljet genummerd [nummer] , onder meer de beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de WOZ-beschikking) van de woning [adres] te [woonplaats] vastgesteld voor het jaar 2019. De waarde is naar de waardepeildatum 1 januari 2018 bepaald op € 733.000. Bij het aanslagbiljet heeft de heffingsambtenaar tevens de aanslag onroerendezaakbelasting 2019 (hierna: de aanslag OZB) bekendgemaakt.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.

1.4.

De heffingsambtenaar heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de heffingsambtenaar.

1.6.

Met instemming van partijen heeft de zitting op digitale wijze – door middel van Skype voor Bedrijven – plaatsgevonden op 11 maart 2021. Aan deze zitting hebben deelgenomen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [de echtgenoot] , echtgenoot van belanghebbende en, namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar] .

1.7.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Bij aanslagbiljet van 31 januari 2019, genummerd [nummer] , heeft de heffingsambtenaar voor de woning [adres] te [woonplaats] voor het belastingjaar 2019 vastgesteld:

-

de aanslag afvalstoffenheffing,

-

de extra kosten van een groter containervolume voor restafval en voor GFT afval,

-

de aanslag OZB,

-

de WOZ-beschikking en

-

de aanslag rioolheffing.

2.2.

Belanghebbende heeft bij brief van 10 februari 2019 een bezwaarschrift ingediend waarin is vermeld:

“Namens [belanghebbende] te [woonplaats] , cliënt, maak ik op nog nader aan te geven gronden bezwaar tegen uw aanslag gemeentelijke heffingen d.d. 31 januari 2019 met aanslagnummer [nummer] .

Cliënt verzoekt in ieder geval om een vergoeding op grond van artikel 7:15 Awb wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarnaast verzoek ik u om telefonisch te worden gehoord ter zake van dit bezwaarschrift. Er wordt ook een termijn gevraagd om de gronden van het bezwaar aan te vullen. Tot slot verzoek ik u mij namens cliënt om, mede in het licht van het beginsel van hoor en wederhoor, alle zaakstukken in dit dossier te doen toekomen zodat deze bestudeerd kunnen worden.”.

2.3.

De heffingsambtenaar heeft belanghebbende bij brief van 4 april 2019 erop gewezen dat het bezwaarschrift niet voldoet aan de eisen die de wet eraan stelt, omdat het niet de gronden van het bezwaar bevat. De heffingsambtenaar heeft belanghebbende verzocht het bezwaarschrift binnen drie weken na dagtekening van deze brief nader te motiveren. Daarbij heeft de heffingsambtenaar vermeld dat het bezwaar niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien het niet binnen deze termijn nader wordt gemotiveerd.

2.4.

Vervolgens heeft de heffingsambtenaar belanghebbende bij brief van 3 mei 2019 andermaal erop gewezen dat het bezwaarschrift niet voldoet aan de eisen die de wet eraan stelt, omdat het niet de gronden van het bezwaar bevat. De heffingsambtenaar heeft belanghebbende verzocht het bezwaarschrift binnen twee weken na dagtekening van deze brief nader te motiveren. Daarbij heeft de heffingsambtenaar vermeld dat het bezwaar niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien het niet binnen deze termijn nader wordt gemotiveerd.

2.5.

De heffingsambtenaar heeft geen gronden van het bezwaar ontvangen. De

heffingsambtenaar heeft op 19 juni 2019 uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het geen gronden bevat.

2.6.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak op 24 juni 2019 beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 11 juni 2020 gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd, de heffingsambtenaar opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank, het verzoek om vergoeding van wettelijke rente over de proceskosten afgewezen, de heffingsambtenaar opgedragen het betaalde griffierecht van € 47 aan belanghebbende te vergoeden en bij niet tijdige betaling daarvan te vermeerderen met de wettelijke rente.

2.7.

De heffingsambtenaar heeft tegen deze uitspraak bij brief van 3 juli 2020 hoger beroep ingesteld bij het hof. Het hogerberoepschrift is niet ondertekend. De griffier van het hof heeft de heffingsambtenaar niet in de gelegenheid gesteld dit verzuim te herstellen.

2.8.

Op de zitting zijn partijen met betrekking tot het in 2.7 genoemde verzuim tot de volgende praktische oplossing gekomen. De heffingsambtenaar print het hogerberoepschrift van 3 juli 2020 opnieuw uit, voorziet dit van zijn handtekening en stuurt het per post aan de griffier. De griffier zendt een kopie van het ondertekende hogerberoepschrift per post aan de gemachtigde van belanghebbende. De gemachtigde heeft daarop desgevraagd verklaard dat hij het in zijn verweerschrift in hoger beroep vervatte primaire standpunt dat het hogerberoepschrift onbevoegdelijk is ingediend, intrekt.

2.9.

Op 24 maart 2021 is het ondertekende hogerberoepschrift van de heffingsambtenaar per post ontvangen en in kopie verzonden aan de gemachtigde van belanghebbende.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft uitsluitend nog het antwoord op de vraag of de heffingsambtenaar belanghebbende terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn bezwaar.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank. De heffingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, ongegrondverklaring van het beroep en bevestiging van zijn uitspraak op bezwaar.

4 Gronden

5 Beslissing