Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-01-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:135, 19/00576
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-01-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:135, 19/00576
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 21 januari 2021
- Datum publicatie
- 17 maart 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2021:135
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2019:3909, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 19/00576
Inhoudsindicatie
Informatiebeschikking. BPM. Niet meer in geschil is dat voor de beoordeling van de staat van het voertuig sinds 19 juli 2019 wordt aangesloten bij het moment van aangifte dan wel melding in het geval van een vergunninghouder. De door de inspecteur opgevraagde stukken zijn enkel relevant voor de vraag of belanghebbende bepaalde feiten aannemelijk heeft gemaakt waarvan de bewijslast op belanghebbende rust. Naar het oordeel van het hof heeft de inspecteur bij het opvragen van deze stukken dan geen belang waarop artikel 47 AWR ziet. De informatiebeschikking wordt vernietigd.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 19/00576
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 22 augustus 2019, nummer BRE 18/2056, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende een informatiebeschikking zoals bedoeld in artikel 52a, lid 1, Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) gegeven over de jaren 2015 en 2016.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.
De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het hof heeft de inspecteur verzocht schriftelijk inlichtingen te geven. De inspecteur heeft aan dit verzoek voldaan. Belanghebbende heeft vervolgens een schriftelijke reactie ingediend. De inspecteur heeft daar weer schriftelijk op gereageerd.
De zitting heeft plaatsgevonden op 9 december 2020 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.
2 Feiten
Belanghebbende drijft een onderneming in de handel in en reparatie van personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s. Belanghebbende is een vergunninghouder als bedoeld in artikel 8 Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna: Wet BPM).
Op 28 april 2017 heeft de inspecteur bij belanghebbende een boekenonderzoek aangekondigd dat op 17 mei 2017 zal plaatsvinden. Onderwerp van het onderzoek zijn de door belanghebbende gedane aangiften BPM over alle tijdvakken van 2015 en 2016. Het onderzoek heeft onder andere betrekking op de verschuldigde BPM over de invoer van dertien auto’s waarvan de vermindering van de verschuldigde BPM bij de melding werd berekend met gebruikmaking van een taxatierapport. Belanghebbende heeft daarbij de methode ‘koerslijst minus schade’ toegepast. Belanghebbende heeft voorts in de (maand)aangiften van deze auto’s toepassing van de goedkeurende regeling inzake de extra leeftijdskorting geclaimd.
In de aankondiging van het boekenonderzoek heeft de inspecteur gevraagd de administratieve bescheiden die op deze auto’s betrekking hebben klaar te leggen.
In het kader van voormeld boekenonderzoek heeft de inspecteur belanghebbende meerdere malen schriftelijk verzocht om de inkoopfacturen, de verkoopovereenkomsten, de verkoopnota’s en de nota’s van reparatie van de betreffende auto’s te overleggen (brieven van 28 april 2017, 12 juni 2017 en 28 augustus 2017). Belanghebbende heeft telkens gemotiveerd aangegeven waarom zij van mening is dat deze gegevens niet verstrekt behoeven te worden (brieven van 17 mei 2017, 14 augustus 2017 en 7 september 2017).
Belanghebbende heeft deze gegevens niet verstrekt. Daarom heeft de inspecteur op 26 september 2017 aan belanghebbende een informatiebeschikking gegeven. Hierin is vermeld:
“In verband met een in te stellen boekenonderzoek BPM van de ingediende (maand)aangiften over de jaren 2015 en 2016 van [belanghebbende] B.V. heb ik op 28 april 2017, 12 juni 2017 en op 28 augustus 2017 gevraagd om informatie die van belang kan zijn voor uw belastingheffing. U hebt niet of niet geheel aan dit informatieverzoek voldaan. Ik geef u daarom op basis van artikel 52A AWR deze informatiebeschikking af.
Het gaat om de volgende vragen en verzoeken voor de in de bijlage 1 vermelde motorrijtuigen:
inkoopfacturen;
verkoopovereenkomsten;
verkoopnota's;
nota's van reparaties.”
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
1. Is de informatiebeschikking terecht afgegeven?
2. Is belanghebbende benadeeld door de wijze van procederen door de inspecteur en dienen daaraan consequenties te worden verbonden?
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en van de informatiebeschikking en voorts – naar het hof begrijpt – tot het toekennen van een hogere proceskostenvergoeding als gevolg van de wijze van procederen door de inspecteur in de procedure bij de rechtbank.
De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.