Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-06-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1955, 20/00394 en 20/00395

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-06-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1955, 20/00394 en 20/00395

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
24 juni 2021
Datum publicatie
8 juli 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2021:1955
Zaaknummer
20/00394 en 20/00395

Inhoudsindicatie

Belanghebbende stelt recht te hebben op een hogere aftrek van specifieke zorgkosten waarbij het gaat om de uitgaven voor genees-en heelkundige hulp en uitgaven voor vervoer. Het hof heeft het beroep ten aanzien van de aanslag IB/PVV 2015 gegrond verklaard en beslist dat belanghebbende recht heeft op aftrek van de kosten van de behandeling bij de dermatoloog van haar echtgenoot en tevens recht heeft op een hogere aftrekpost voor leefvervoer. Het hoger beroep ten aanzien van de aanslag IB/PVV 2016 is niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummers: 20/00394 en 20/00395

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 18 juni 2020, nummers BRE 19/652 en 19/764, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft de aanslagen inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2015 en 2016 opgelegd. Tevens zijn bij beschikkingen belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.

1.3.

De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar gegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard met betrekking tot de aanslag IB/PVV 2015. De rechtbank heeft het beroep tegen de aanslag IB/PVV 2016 niet-ontvankelijk verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.

1.7.

De zitting heeft plaatsgevonden op 22 april 2021 in ’s-Hertogenbosch. Voor de zitting hebben belanghebbende en haar echtgenoot laten weten dat zij niet zullen verschijnen. Namens de inspecteur zijn verschenen, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

Op deze zitting zijn gelijktijdig behandeld de onderhavige zaken en de zaken van de echtgenoot van belanghebbende met nummers 20/00396 en 20/00397.

1.8.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is gehuwd met [de echtgenoot] (hierna: echtgenoot) en heeft over het jaar 2015 gezamenlijk met haar echtgenoot aangiften IB/PVV 2015 gedaan. In de aangiften zijn de volgende gegevens vermeld:

Aangifte IB/PVV 2015

Belanghebbende

echtgenoot

Loon

€ 24.323

€ 32.975

Huurwaarde eigen woning

€ 1.995

Aftrekbare rente

€ 12.270

Saldo inkomsten en aftrekposten eigen woning

- € 10.275

Aandeel belanghebbende/echtgenoot

€ 6.503

€ 3.770

Inkomen voor persoonsgebonden aftrek

€ 17.181

€ 29.205

Aftrek specifieke zorgkosten:

Kosten medicijnen

€ 50

Uitgaven voor hulpmiddelen

€ 300

Uitgaven voor vervoer

€ 2.480

Dieetkosten

€ 850

Extra uitgaven voor kleding en beddengoed

€ 1.860

Genees- en heelkundige hulp

€ 2.383

Uitgaven voor extra gezinshulp (na drempel)

€ 5.860

€ 13.783

Drempel

€ 1.064

Specifieke zorgkosten

€ 12.719

Aandeel belanghebbende/echtgenoot

€ 1.000

€ 11.719

Giften

€ 500

€ 530

Belastbaar inkomen uit werk en woning

€ 16.318

€ 16.956

2.2.

Naar aanleiding van de aangiften IB/PVV 2015 heeft de inspecteur vragen gesteld met betrekking tot de geclaimde aftrekposten. Bij het opleggen van de aanslag IB/PVV 2015 heeft de inspecteur (onder andere) de aftrekpost eigen woning en de geclaimde specifieke zorgkosten gecorrigeerd. Bij uitspraak op bezwaar van 8 februari 2019 is een deel van de zorgkosten alsnog in aftrek toegestaan.

2.3.

De aanslag IB/PVV 2015 is vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.408. Tevens is bij beschikking € 52 belastingrente in rekening gebracht. De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag verminderd naar een belastbaar inkomen van € 18.390 en de rentebeschikking evenredig verminderd.

2.4.

De aanslag IB/PVV 2016 is vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.734. Tevens is bij beschikking € 129 belastingrente in rekening gebracht. De inspecteur heeft de aanslag ambtshalve verminderd naar een belastbaar inkomen van € 22.172 en de rentebeschikking evenredig verminderd.

2.5.

De rechtbank heeft de aanslag IB/PVV 2015 verminderd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.693, de beschikking belastingrente dienovereenkomstig verminderd, gelast vergoeding van het griffierecht van € 47 en heeft de inspecteur veroordeeld tot een immateriële schadevergoeding van € 500.

2.6.

De rechtbank heeft het beroep met betrekking tot de aanslag IB/PVV 2016 niet-ontvankelijk verklaard en de inspecteur opgedragen om het beroepschrift tegen de beslissing op het verzoek om ambtshalve vermindering in behandeling te nemen als een bezwaarschrift daartegen.

2.7.

In een van de bijlagen van het hoger beroepschrift heeft belanghebbende een kopie van de huisartsgegevens overgelegd waarin het volgende is opgenomen met betrekking tot de hyperhidrosis:

“ Intercollegiaal overleg:

Specialist:

Datum: 16-07-2014 14:58

Verwezen naar: [ziekenhuis]

Naam zorgproduct: dermatologie

(…)

Kern verwijsbrief

reden van verwijzing, vraagstelling

behandeling

(E) evaluatie, conclusie

16-07-2014 hyperhidrosis

(S) anamnese

16-07-2014 Naar dermatoloog”

“ Intercollegiaal overleg:

Specialist:

Datum: 09-02-2015 16:20

Verwezen naar: [huidkliniek]

(…)

Kern verwijsbrief

reden van verwijzing, vraagstelling

overmatig zweten oksels

(E) evaluatie, conclusie

overmatig zweten

(S) anamnese

overmatig zweten in aug. botox gehad, maar 2w effect gehad.”

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Is door de rechtbank en het hof terecht griffierecht geheven van zowel belanghebbende als van haar echtgenoot?

II. Heeft de inspecteur voor de aanslag IB/PVV 2015 terecht een deel van de aangevoerde uitgaven voor specifieke zorgkosten, in het bijzonder de genees- en heelkundige hulp en de reiskosten afgewezen?

III. Heeft de inspecteur voor de aanslag IB/PVV 2016 terecht een deel van de aangevoerde uitgaven voor specifieke zorgkosten, in het bijzonder de reiskosten afgewezen?

IV. Is de immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn juist vastgesteld?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, de uitspraken op bezwaar, voorts vermindering van de aanslagen IB/PVV 2015 en 2016 en een dienovereenkomstige vermindering van de in rekening gebrachte belastingrente. De inspecteur concludeert tot gegrondheid met betrekking tot het leefvervoer en bevestiging van de uitspraak van de rechtbank voor het overige.

4 Gronden

5 Beslissing