Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-09-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:2920, 21/00506

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-09-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:2920, 21/00506

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
23 september 2021
Datum publicatie
30 september 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2021:2920
Zaaknummer
21/00506

Inhoudsindicatie

Het verzoek om immateriële schadevergoeding is terecht afgewezen door de rechtbank omdat de redelijke termijn niet is overschreden. Bij terugwijzing door het hof naar de rechtbank start geen nieuwe behandelingsfase. Ten aanzien van het tijdsverloop in de tussenliggende fasen, in dit geval de procedure bij het hof en de Hoge Raad, moet rekening worden gehouden met een redelijke termijn voor die fasen en niet met het feitelijke tijdsverloop dat met die fasen is gemoeid.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 21/00506

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de rechtbank) van 15 maart 2021, nummer 20/2984 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven,

hierna: de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft een naheffingsaanslag parkeerbelasting (hierna: de naheffingsaanslag) opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de zaak teruggewezen naar de heffingsambtenaar.

1.4.

De heffingsambtenaar heeft opnieuw uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

1.6.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. Het hof heeft het hoger beroep gegrond verklaard, het incidentele hoger beroep ongegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de zaak teruggewezen naar de rechtbank.

1.7.

Belanghebbende heeft beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft op 15 maart 20191 het beroep in cassatie gegrond verklaard en de uitspraak van het hof vernietigd voor zover het betreft de beslissing omtrent de vergoeding van de voor het hof gemaakte proceskosten.

1.8.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard (zie 1.6) en het verzoek om een immateriële schadevergoeding afgewezen.

1.9.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De heffingsambtenaar heeft geen inhoudelijk verweerschrift ingediend.

1.10.

Het hof heeft bepaald dat de zitting achterwege kan blijven. Geen van partijen heeft – na navraag door het hof – verklaard gebruik te willen maken van hun recht om op een zitting te worden gehoord. Het hof heeft partijen schriftelijk meegedeeld dat het onderzoek is gesloten.

2 Feiten

2.1.

Het bezwaarschrift tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting is op 1 juli 2015 door de heffingsambtenaar ontvangen.

2.2.

De rechtbank heeft het verzoek om immateriële schadevergoeding afgewezen omdat de redelijke termijn niet is overschreden.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de rechtbank belanghebbende ten onrechte geen immateriële schadevergoeding heeft toegekend in verband met de overschrijding van de redelijke termijn.

De naheffingsaanslag is niet meer in geschil.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, voor zover geen immateriële schadevergoeding en wettelijke rente is toe

4 Gronden

5 Beslissing