Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-10-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:3134, 20/00591
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-10-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:3134, 20/00591
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 14 oktober 2021
- Datum publicatie
- 20 oktober 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2021:3134
- Zaaknummer
- 20/00591
Inhoudsindicatie
Aftrek reiskosten, artikel 3.80 Wet IB 2001. Belanghebbende heeft als vervoersregeling bij zijn nieuwe werkgever gekozen voor een belaste kostenvergoeding. Bij het maken van zijn keuze heeft hij zich laten inlichten door een medewerker van de Belastingtelefoon, die hem vertelde dat de in zijn eigen auto gereden zakelijke kilometers in aftrek konden worden gebracht op zijn loon voor de inkomstenbelasting. Niet in geschil is dat aan belanghebbende onjuiste informatie is verstrekt. Hoewel een onjuiste inlichting in eerste instantie voor rekening van de belastingplichtige komt, kan daarvan worden afgeweken als sprake is van bijzondere omstandigheden. Voor belanghebbende is sprake van dergelijke bijzondere omstandigheden. Van belanghebbende kan niet worden verwacht dat hij de onjuistheid van de inlichting redelijkerwijs had moeten beseffen. Bovendien heeft belanghebbende aannemelijk gemaakt dat hij als gevolg van de inlichting op meerdere manieren naast de verschuldigde belasting schade heeft geleden. Belanghebbende doet een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel. Het hoger beroep is gegrond.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 20/00591
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 3 september 2020, nummer BRE 19/6751 in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft de aanslag inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2016 (hierna: de aanslag) opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 2 september 2021 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.
2 Feiten
Belanghebbende is in 2016 in loondienst getreden bij [A BV] (hierna: de werkgever). Daarvoor was belanghebbende werkzaam bij [B] (hierna: de oude werkgever).
Belanghebbende ontvangt van de werkgever maandelijks een (volledig) belaste reiskostenvergoeding van € 714. De werkgever heeft geen auto ter beschikking gesteld.
Belanghebbende maakt ten behoeve van zijn werkzaamheden bij de werkgever (uitsluitend) gebruik van zijn eigen auto. Belanghebbende heeft een kilometeradministratie bijgehouden, waarin is opgenomen dat hij in 2016 12.012 zakelijke kilometers heeft gereden.
Op 23 april 2017 heeft belanghebbende zijn aangifte IB/PVV 2016 ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 410.787 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 9.423. Belanghebbende heeft hierbij een bedrag van € 2.282 in mindering gebracht op het loon ontvangen van zijn werkgever wegens gemaakte reiskosten. Dit bedrag bestaat uit het aantal zakelijk gereden kilometers (12.012) vermenigvuldigd met € 0.19.
De inspecteur is bij het vaststellen van de aanslag afgeweken van de ingediende aangifte en heeft vermindering van het loon in verband met de opgevoerde reiskosten van € 2.282 niet geaccepteerd. De aanslag is vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 413.069 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 9.423. Tevens is bij beschikking € 106 belastingrente in rekening gebracht. De inspecteur heeft de aanslag en de rentebeschikking bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd.
3 Geschil en conclusies van partijen
In geschil is of het vertrouwensbeginsel zich ertegen verzet dat door belanghebbende de in zijn aangifte IB/PVV 2016 opgevoerde aftrek van zakelijke reiskosten niet is geaccepteerd.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vaststelling van de aanslag rekening houdend met een vermindering vanwege aftrek van de reiskosten van € 2.282. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.