Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 11-11-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:3397, 21/00459 tot en met 21/00470-GHK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 11-11-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:3397, 21/00459 tot en met 21/00470-GHK
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 11 november 2021
- Datum publicatie
- 17 november 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2021:3397
- Zaaknummer
- 21/00459 tot en met 21/00470-GHK
Inhoudsindicatie
De inspecteur heeft om geheimhouding van delen van een aantal stukken gevraagd. De geheimhoudingskamer oordeelt dat de betreffende stukken op de zaak betrekking hebbende stukken zijn en dat geheimhouding van de door de inspecteur geschoonde delen (met persoonsgegevens) gerechtvaardigd is.
Uitspraak
Team belastingrecht
Enkelvoudige Belastingkamer, optredende, en hierna aangeduid, als ‘geheimhoudingskamer’
Nummers: 21/00459 tot en met 21/00470-GHK
Tussenuitspraak op grond van artikel 8:29 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het hoger beroep van
[belanghebbende] , wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 17 februari 2021, nummers BRE 17/7179, 17/7180, 17/7300, 17/7319, 17/7320, 18/755, 18/756, 18/757, 19/2613, 19/2615, 19/2645 en 19/2671, in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur,
over de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen omzetbelasting, (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen, inkomensafhankelijke bijdragen voor de Zorgverzekeringwet, boetebeschikkingen en de in rekening gebrachte heffings- of belastingrente, in de jaren 2007 tot en met 2012.
Voor een overzicht per zaak- en aanslagnummer, wordt verwezen naar onderdeel 1.1 van de uitspraak van de rechtbank, te vinden op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:RBZWB:2021:694.
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen het bovenstaande. Bij uitspraken op bezwaar1 is de inspecteur gedeeltelijk aan het bezwaar tegemoetgekomen.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard.2
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het hof.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend met een aantal bijlagen met geschoonde passages.
De inspecteur heeft bij brief van 15 juli 2021 een beroep op het bepaalde in artikel 8:29 Awb gedaan voor delen van (a) de brief van de Amerikaanse autoriteiten van 12 januari 2021 en delen van (b) de brief van [A] , President & CEO van [bedrijf] , van 23 november 2020.
De inspecteur heeft van de stukken waarvan om geheimhouding is verzocht een ongeschoonde versie aan de geheimhoudingskamer doen toekomen.
In de begeleidende brief is vermeld:
‘ Geheimhouding wordt verzocht op grond van artikel 30 van het Verdrag ter
voorkoming van dubbele belasting gesloten met de Verenigde Staten en Nederland
1992. Tevens wordt om geheimhouding verzocht wegens bescherming van de
persoonsgegevens en de eerbiediging van de persoonlijke levensfeer van de
betrokken personen. Het belang hierbij weegt zwaarder dan het belang dat
belanghebbende heeft bij kennisneming van de passages.’
Het hof heeft, gelet op het voorgaande, de onderhavige zaak in handen gesteld van de geheimhoudingskamer. De geheimhoudingskamer heeft aan belanghebbende bij brief van 29 juli 2021 een reactie gevraagd op het geheimhoudingsverzoek van de inspecteur.
Belanghebbende heeft bij brief van 27 augustus 2021 op het geheimhoudingsverzoek gereageerd en heeft - kort samengevat - geconcludeerd dat het verzoek verworpen moet worden aangezien (a) de stukken met de geschoonde passages niet relevant, maar overbodig zijn en (b) er niet geschoond mag worden in de stukken, omdat dan niet meer is te achterhalen of de stukken authentiek en ‘volgbaar’ zijn.
De geheimhoudingskamer heeft bij brief van 2 september 2021 aan partijen bericht dat zij zich voldoende voorgelicht acht en heeft een tussenuitspraak aangekondigd.
De door partijen ingediende stukken zijn in afschrift aan de wederpartij verstrekt. Dit geldt niet voor de aan de geheimhoudingskamer (in een gesloten envelop) gerichte (ongeschoonde) stukken, waarvan om geheimhouding is verzocht. Van deze stukken is uitsluitend de door de inspecteur overgelegde geschoonde versie aan belanghebbende verstrekt.
2 Verzoek
De eerste vraag is of de geschoonde stukken op de zaak betrekking hebbende stukken zijn.
Zo ja, dan is de vraag of sprake is van gewichtige redenen als bedoeld in artikel 8:29 Awb, die rechtvaardigen dat de inspecteur weigert de ongeschoonde versie van die stukken aan belanghebbende en de Kamer van het hof, die de hoofdzaak zal beslissen (hierna: de hoofdkamer), te overleggen.
De geheimhoudingskamer overweegt het volgende voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling. De inspecteur heeft bij brief van 15 juli 2021, ingekomen in een gesloten envelop bij de geheimhoudingskamer, zijn gewichtige redenen vermeld. Om pragmatische redenen heeft de geheimhoudingskamer deze brief in kopie aan belanghebbende overgelegd, zodat deze op het verzoek om geheimhouding kon reageren. Alhoewel het mogelijk is de motivering van het verzoek om geheimhouding (of beperkte kennisneming) alleen ter kennis te brengen van de geheimhoudingskamer door deze in de gesloten envelop te overleggen aan de geheimhoudingskamer om zodoende te voorkomen dat de wederpartij op de hoogte raakt van wat voor de wederpartij geheim moet blijven, is dit een uitzondering op de hoofdregel.3 De inspecteur heeft in dit geval kennelijk onbedoeld de motivering van het verzoek in de gesloten envelop overgelegd. De brief met de gewichtige redenen had in dit geval als een aan de wederpartij te verstrekken stuk moeten worden overgelegd en niet in de gesloten envelop.4
3 Beoordeling van het verzoek
Algemeen juridisch kader
De geheimhoudingskamer stelt voorop dat de inspecteur op grond van artikel 8:42, lid 1, Awb is gehouden de op de zaak betrekking hebbende stukken aan het hof te zenden. Dit artikel strekt ertoe dat de gegevens die van belang zijn voor de beoordeling van het in beroep bestreden besluit aan de rechter – en belanghebbende – beschikbaar worden gesteld. De in die bepaling neergelegde verplichting heeft ten doel te waarborgen dat een geschil over een door de inspecteur genomen besluit wordt beslecht op basis van alle relevante feitelijke gegevens die aan de inspecteur ter beschikking staan, zodat belanghebbende zich daarover kan uitlaten en de rechter daarmee bij zijn beoordeling rekening kan houden.5Het betreft stukken die in de zaak van enig belang kunnen zijn geweest voor de besluitvorming door de inspecteur dan wel die van enig belang kunnen zijn voor de besluitvorming door de belastingrechter.6 Anders gezegd, tot de op grond van artikel 8:42, lid 1, Awb over te leggen stukken behoren alle stukken die de inspecteur ter raadpleging ter beschikking staan of hebben gestaan en die van belang kunnen zijn voor de beslechting van de (nog) bestaande geschilpunten.7
De omstandigheid dat een stuk behoort tot op de zaak betrekking hebbende stukken in de zin van artikel 8:42 Awb, brengt in beginsel met zich dat dit stuk in zijn geheel en ongeschoond dient te worden overgelegd.8 Het bepaalde in artikel 8:29 Awb biedt echter aan partijen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, de mogelijkheid het overleggen van stukken te weigeren (geheimhouding) of het hof mee te delen dat uitsluitend de hoofdkamer kennis zal mogen nemen van deze stukken (beperkte kennisneming). Ook biedt het bepaalde in artikel 8:29 Awb aan partijen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, de mogelijkheid stukken niet volledig (maar met onleesbaar gemaakte delen) aan de andere partij en de hoofdkamer ter kennis te brengen.
Het verschil tussen het honoreren van een verzoek om geheimhouding en het honoreren van een verzoek om beperking van kennisneming is als volgt:
a. Geheimhouding: de (delen van de) stukken mogen door de inspecteur worden onthouden aan de hoofdkamer rechter en aan de wederpartij. Zowel de hoofdkamer als de wederpartij nemen geen kennis van deze (delen van) stukken en deze blijven bij de beslissing van de hoofdzaak geheel buiten beschouwing. Dit betekent dat de weigering als bedoeld in artikel 8:29, lid 1, Awb door de inspecteur om (delen van de) stukken aan zowel de hoofdkamer als de wederpartij over te leggen is gerechtvaardigd.
b. Beperking kennisneming: de (delen van de) stukken komen wel ter beschikking van de hoofdkamer, maar de wederpartij kan geen kennis nemen van deze (delen van) stukken (beperkte kennisneming).
In art. 8:29, lid 5, Awb is bepaald, dat variant b alleen is toegestaan met toestemming van belanghebbende.9
Aangezien belanghebbende niet te kennen heeft gegeven deze toestemming te willen verlenen, heeft de geheimhoudingskamer, mede uit het oogpunt van een doelmatige procesgang, het verzoek van de inspecteur opgevat als een verzoek om toepassing van variant a (geheimhouding).
Beslissend bij de vraag of de inspecteur zich terecht op deze geheimhouding beroept is niet of op de zaak betrekking hebbende stukken of onleesbaar gemaakte delen daarvan en/of bekendmaking van de identiteit van personen, voor de verdediging van belanghebbendes standpunt noodzakelijk of essentieel zijn en ook niet of kennisneming door belanghebbende voor de verdediging van zijn standpunt van belang zou kunnen zijn.10Slechts als de door de inspecteur voor geheimhouding aangevoerde redenen aanzienlijk zwaarder wegen dan het belang van belanghebbende bij onbeperkte kennisneming van (delen van) de op de zaak betrekking hebbende stukken - dat houdt in: het belang van belanghebbende bij kennisneming van alle op de zaak betrekking hebbende stukken in ongeschoonde vorm - is sprake van gewichtige redenen die geheimhouding rechtvaardigen.
De geheimhoudingskamer wijst er nog op dat als de belangenafweging ertoe leidt dat bepaalde gegevens voor belanghebbende geheim dienen te blijven, hieruit voortvloeiende problemen voor belanghebbende in de procedure bij de hoofdkamer moeten worden gecompenseerd. Dit kan bijvoorbeeld en onder omstandigheden tot uitdrukking komen in de bewijslastverdeling.
De onder 3.6 genoemde belangenafweging moet plaats vinden in de concrete aan de geheimhoudingskamer voorgelegde zaak en na kennisneming door de geheimhoudingskamer, die de afweging moet maken, van het gehele dossier.
Beoordeling van het verzoek
Op de zaak betrekking hebbende stukken (artikel 8:42 Awb)
De geheimhoudingskamer stelt voorop, dat als uitgangspunt geldt dat de beoordeling van de vraag of stukken op de zaak betrekking hebben als bedoeld in artikel 8:42 Awb, moet plaatsvinden aan de hand van de ongeschoonde stukken. Immers, als door de belastingrechter geen kennis wordt genomen van de inhoud van de ongeschoonde stukken weet hij niet wat daarin staat en kan hij - in de regel - ook niet beoordelen of de stukken op de zaak betrekking hebben.11
In de onderhavige zaken is het voor het bepalen van de omvang van de verschuldigde omzetbelasting van belang of belanghebbende in de betreffende jaren als handelsagent voor [bedrijf] , gevestigd in de Verenigde Staten, optrad.
Niet in geschil is dat de stukken waarvan om (gedeeltelijke) geheimhouding is verzocht, de inspecteur ter beschikking staan en dat de inspecteur deze stukken als ‘op de zaak betrekking hebbende stukken’ aan belanghebbende en het hof heeft overgelegd.
De geheimhoudingskamer dient te beoordelen of de stukken van belang kunnen zijn voor de beslechting van de (nog) bestaande geschilpunten.
De geheimhoudingskamer is van oordeel dat de betreffende stukken op de zaak betrekking hebbende stukken zijn. De geheimhoudingskamer komt tot dit oordeel gelet op de kwalificatie die de inspecteur aan de stukken heeft gegeven en gelet op het belang van deze stukken (en de bijbehorende bijlagen) ter beslechting van het geschil (zie 3.10).
De beoordeling of deze stukken als bewijs mogen worden gebruikt, belanghebbende vindt van niet, is niet aan de geheimhoudingskamer, maar aan de hoofdkamer die zal beslissen over de (hoofd)zaken.
Beoordeling geheimhouding: de aangevoerde gewichtige redenen
Artikel 30 Verdrag
De inspecteur heeft als eerste gewichtige reden genoemd: artikel 30 van het Verdrag ter
voorkoming van dubbele belasting gesloten met de Verenigde Staten en Nederland
1992. In dit artikel is geregeld dat de bevoegde autoriteiten van Nederland en de Verenigde Staten in het kader van de belastingheffing inlichtingen uitwisselen en aan elkaar administratieve bijstand verlenen. Naar het oordeel van de geheimhoudingskamer volgt uit dit artikel niet zonder meer dat het uitwisselen van inlichtingen in ongeschoonde vorm dient plaats te vinden en vormt een beroep op dit artikel geen gewichtige reden voor geheimhouding.
Bescherming privacygevoelige gegevens van natuurlijke personen
De inspecteur heeft als tweede gewichtige reden voor het geheimhouden van delen van de stukken aangevoerd dat de persoonlijke levenssfeer van natuurlijke personen die voorkomen in de stukken dient te worden beschermd. In dat kader verwijst de geheimhoudingskamer naar dat wat zij heeft overwogen in haar tussenuitspraken van 26 juni 2014 en van 7 januari 2016.12 Op de persoonlijke levenssfeer van deze natuurlijke personen zal inbreuk worden gemaakt als de stukken met hun gegevens aan belanghebbende worden geopenbaard. Dit doet er echter niet aan af dat, bij de belangenafweging in het kader van artikel 8:29 Awb, deze inbreuk gerechtvaardigd kan zijn. Dit is het geval als het belang van de inspecteur bij bescherming van de persoonlijke levenssfeer niet aanzienlijk zwaarder weegt dan het belang van belanghebbende om over de stukken te kunnen beschikken.
Naar de geheimhoudingskamer begrijpt is de inspecteur van mening, dat het belang bij bescherming van de gegevens van de natuurlijke personen aanzienlijk zwaarder weegt dan het belang dat belanghebbende heeft, namelijk het zoveel mogelijk kennis kunnen nemen van de ongeschoonde stukken.
De geheimhoudingskamer is van oordeel dat de gegevens over de natuurlijke personen voor de beslissing van de hoofdzaak niet direct van belang zijn. Gelet hierop en mede gelet op het in het algemeen zwaarwegende belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, is de geheimhoudingskamer van oordeel dat het belang van de inspecteur bij bescherming van de persoonsgegevens aanzienlijk zwaarder weegt dan het belang van belanghebbende bij kennisneming van die gegevens. Hierbij heeft de geheimhoudingskamer in aanmerking genomen dat duidelijk is op welke plek namen en overige persoonsgegevens zijn geschoond, zodat belanghebbende er niet in wordt gehinderd bij de behandeling van de hoofdzaak alsnog gericht zijn (processuele) standpunt te bepalen.
Onderdeel ‘namen van ambtenaren’
Specifiek ten aanzien van de namen van ambtenaren - als onderdeel van de privacygevoelige gegevens van natuurlijke personen - overweegt de geheimhoudingskamer dat in de stukken bij de geschoonde namen ook duidelijk dient te zijn welke ambtenaar het betreft. De geheimhoudingskamer zal hierna beoordelen of de inspecteur aan deze voorwaarde heeft voldaan.
Beoordeling geheimhouding: de geschoonde stukken
In stuk a (zie 1.5) is tweemaal dezelfde naam van een Nederlandse belastingambtenaar geschoond. Vervolgens zijn de naam van een Amerikaanse belastingambtenaar (de ‘Exchange of Information Specialist’) en zijn persoonsgegevens geschoond. Tot slot is de naam van de Amerikaanse autoriteit en van de ambtenaar die namens hem heeft getekend geschoond. Gelet op dat wat hiervóór, bij de bespreking van de gewichtige redenen, is overwogen, acht de geheimhoudingskamer het belang van de inspecteur bij bescherming van deze gegevens aanzienlijk zwaarder wegen dan het belang van belanghebbende bij kennisneming van die gegevens. Naar het oordeel van de geheimhoudingskamer is door het schonen van enkele namen en persoonsgegevens niet moeilijker te achterhalen of het stuk authentiek en ‘volgbaar’ is. Duidelijk is bij de geschoonde namen welke ambtenaar of autoriteit het betreft.
In stuk b is de naam van de Amerikaanse belastingambtenaar (de ‘Exchange of Information Specialist’), ook reeds genoemd in stuk a, geschoond. Gelet op dat wat hiervóór, bij de bespreking van de gewichtige redenen, is overwogen, acht de geheimhoudingskamer het belang van de inspecteur bij bescherming van deze gegevens aanzienlijk zwaarder wegen dan het belang van belanghebbende bij kennisneming van die gegevens. Naar het oordeel van de geheimhoudingskamer is door het schonen van de naam niet moeilijker te achterhalen of het stuk authentiek en ‘volgbaar’ is. Duidelijk is bij de geschoonde naam welke ambtenaar het betreft.
Slot
Uit dat wat hiervoor is overwogen, volgt dat het verzoek van de inspecteur om geheimhouding van de geschoonde passages is gerechtvaardigd.