Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-11-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:3490, 20-002856-20

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-11-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:3490, 20-002856-20

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
23 november 2021
Datum publicatie
23 november 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2021:3490
Zaaknummer
20-002856-20

Inhoudsindicatie

Fiscale fraudezaak. Meermalen opzettelijk onjuist doen van aangiften omzetbelasting. De verdachte, die een eenmanszaak dreef en ondernemer was voor de omzetbelasting, heeft onterecht bedragen aan voorbelasting geclaimd en omzetbelasting teruggevraagd. De (eenmanszaak van de) verdachte had daarop geen recht, omdat daaraan geen inkopen en/of inkoopfacturen ten grondslag lagen. Het belastingnadeel bedraagt € 15.386,00. De fiscale fraudekamer van het gerechtshof 's-Hertogenbosch veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een geldboete ter hoogte van € 7.500,00 subsidiair 72 dagen hechtenis.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Parketnummer : 20-002856-20

Uitspraak : 23 november 2021

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zitting houdende te ’s-Hertogenbosch, van 15 december 2020, in de strafzaak met parketnummer 82-081997-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum in het jaar] 1990,

wonende te [woonadres] .

Hoger beroep

Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de politierechter ter zake van ‘opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd’ veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis waarvan 50 dagen subsidiair 25 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

De raadsman van de verdachte heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.

Vonnis waarvan beroep

Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 25 mei 2019 te Tilburg en/of Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van [verdachte] , waaronder/over het/de tijdvak(ken): - 3e kwartaal 2014 (DOC-001, p. 74); - 4e kwartaal 2015 (DOC-001, p. 87-89); - 2e kwartaal 2016 (DOC-001, p. 93-95); - 1e kwartaal 2017 (DOC-002, p. 145-147); - 4e kwartaal 2018 (DOC-002, p. 174-176),onjuist en/of onvolledig heeft gedaan en/of heeft doen laten doen, immers heeft hij en/of (één of meer van) zijn medeverdachte(n), toen aldaar – zakelijk weergeven – opzettelijk op het/de bij de inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Apeldoorn, in elk geval in Nederland, ingeleverde aangiftebiljet(ten) omzetbelasting over genoemd(e) aangiftetijdvak(ken), in elk geval één of meer tijdvak(ken) – zakelijk weergeven – (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid een te hoog en/of onjuist bedrag aan voorbelasting opgegeven en/of doen laten opgeven, terwijl die/dat feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij op tijdstippen in de periode van 2 oktober 2014 tot en met 23 december 2018 te Tilburg en/of Apeldoorn, althans in Nederland, meermalen, telkens opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften voor de omzetbelasting ten name van [verdachte] , over de tijdvakken: - 3e kwartaal 2014; - 4e kwartaal 2015; - 2e kwartaal 2016; - 1e kwartaal 2017; - 4e kwartaal 2018,onjuist heeft gedaan, immers heeft hij toen aldaar opzettelijk op de bij de inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Apeldoorn, in elk geval in Nederland, ingeleverde aangiftebiljetten omzetbelasting over genoemde aangiftetijdvakken telkens valselijk en in strijd met de waarheid een te hoog en onjuist bedrag aan voorbelasting opgegeven, terwijl die feiten telkens ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven.

Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.

Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Bewijsoverwegingen

A.

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. Daartoe is in de kern aangevoerd dat niet de verdachte, maar aanvankelijk [boekhouder 1] (in de jaren 2014 tot in 2016) en later [boekhouder 2] (in de jaren 2017 en 2018) de onjuiste aangiften omzetbelasting hebben ingediend. Daartoe waren zij in staat, omdat zij beschikten over de DigiD-inloggegevens van de verdachte. Daarnaast kan in de visie van de verdediging niet worden bewezen dat de verdachte opzet had op het tenlastegelegde, ook niet in voorwaardelijke zin, reeds niet omdat hij geen wetenschap had van de onjuistheid van de ingediende aangiften omzetbelasting. De verdachte vertrouwde volledig op zijn boekhouders [boekhouder 1] en [boekhouder 2] en het lijkt er op dat zij misbruik van de verdachte hebben gemaakt, aldus de raadsman.

Het hof overweegt dienaangaande als volgt.

B.

C.

D.

BESLISSING