Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-01-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:76, 19/00577 en 19/00578

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-01-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:76, 19/00577 en 19/00578

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
14 januari 2021
Datum publicatie
17 februari 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2021:76
Zaaknummer
19/00577 en 19/00578

Inhoudsindicatie

Aanslag IB/PVV 2015. De beschikking belastingrente is in overeenstemming met de wettelijke bepalingen berekend. De (hoogte van de) beschikking belastingrente levert geen strijd op met artikel 1 van het EP bij het EVRM. De periode die gemoeid was met behandeling van het bezwaar leidt ook niet tot matiging van deze beschikking. Belanghebbende heeft geen recht op verrekening van een hoger bedrag aan dividendbelasting dan waarmee al rekening is gehouden.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummers: 19/00577 en 19/00578

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 5 september 2019, nummers BRE 18/5423 en 18/5424, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft, gelijktijdig met het opleggen van de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2015 (hierna: aanslag IB/PVV 2015), bij beschikking belastingrente in rekening gebracht (hierna: beschikking belastingrente). Bovendien heeft de inspecteur de aanslag IB/PVV 2016 (hierna: aanslag IB/PVV 2016) opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking belastingrente en de aanslag IB/PVV 2016.

1.3.

De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en het bezwaar gericht tegen de beschikking belastingrente ongegrond en het bezwaar gericht tegen de aanslag IB/PVV 2016 gegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. Aan het hoger beroep met betrekking tot de beschikking belastingrente is het nummer 19/00577 toegekend en aan het hoger beroep met betrekking tot de aanslag IB/PVV 2016 het nummer 19/00578. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Belanghebbende heeft bij brief van 28 februari 2020 een verzoek tot wraking van de behandelende raadsheren ingediend. Belanghebbende heeft het verzoek, tijdens de zitting van 16 maart 2020 van de wrakingskamer, ingetrokken. Van deze zitting is een proces-verbaal opgesteld. Afschriften van dit proces-verbaal zijn aan partijen verzonden.

1.7.

Partijen zijn vervolgens uitgenodigd voor de zitting van 7 oktober 2020 bij de belastingkamer (hierna: de zitting van 7 oktober 2020).

1.8.

De inspecteur heeft een nader stuk met dagtekening 30 september 2020 ingediend. Dit stuk (hierna: nader stuk van 30 september 2020) is doorgestuurd naar belanghebbende..

1.9.

Belanghebbende heeft het hof op 7 oktober 2020 telefonisch medegedeeld dat hij, wegens mogelijke besmetting met het COVID-19 virus, verhinderd is om naar het hof te komen, dat het bijwonen van de zitting via een videoverbinding voor hem geen optie is en dat hij bezwaren heeft tegen het bijwonen van de zitting via een telefonische verbinding. Het hof heeft de zitting van 7 oktober 2020, naar aanleiding van dit telefonisch contact, uitgesteld.

1.10.

De inspecteur heeft een nader stuk met dagtekening 22 oktober 2020 ingediend. Dit stuk (hierna: nader stuk van 22 oktober 2020) is doorgestuurd naar belanghebbende.

1.11.

De zitting heeft plaatsgevonden op 9 december 2020 in ’s-Hertogenbosch (hierna: de zitting van 9 december 2020). Daar is, namens de inspecteur, [inspecteur] verschenen. Belanghebbende is niet verschenen. De griffier heeft verklaard dat zij belanghebbende bij brief van 2 november 2020 heeft uitgenodigd voor de zitting van 9 december 2020 met vermelding van datum, plaats en tijdstip van de zitting. Deze brief, met nummer [nummer] , is aangetekend verzonden naar het door belanghebbende opgegeven adres. Tot de gedingstukken behoort een kopie van de lijst van aangetekende verzendbewijzen en een schermprint van de statusinformatie van het verzendbewijs. Hieruit volgt dat de uitnodiging voor de zitting op 3 november 2020 op het door belanghebbende opgegeven adres is aangeboden, dat bezorging op deze dag niet is gelukt en dat belanghebbende de brief op 12 november 2020 bij een PostNL-punt heeft afgehaald.

1.12.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende heeft de aangifte IB/PVV 2015 ingediend op 2 augustus 2016 (hierna: aangifte IB/PVV 2015).

2.2.

De aanslag IB/PVV 2015 van € 8.856 is op 14 april 2018 aan belanghebbende opgelegd. De inspecteur is afgeweken van het aangegeven eigenwoningforfait. Dit heeft echter niet tot fiscale gevolgen geleid.

2.3.

De beschikking belastingrente van € 162 is gelijktijdig met de aanslag IB/PVV 2015 aan belanghebbende opgelegd. De rente is berekend over de periode 1 juli 2016 tot en met 15 december 2016. Het gehanteerde rentepercentage bedraagt 4%.

2.4.

Belanghebbende heeft op 5 april 2017 de aangifte IB/PVV 2016 ingediend (hierna: aangifte IB/PVV 2016). Belanghebbende heeft in de aangifte IB/PVV 2016 geen aanspraak gemaakt op verrekening van dividendbelasting. De inspecteur heeft de aanslag IB/PVV 2016 op 20 april 2018 conform de door belanghebbende ingediende aangifte opgelegd.

2.5.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag IB/PVV 2016. In bezwaar heeft belanghebbende aangevoerd dat verzuimd is om rekening te houden met een bedrag van € 1.884 aan ingehouden dividendbelasting.

2.6.

Bij uitspraak op bezwaar van 23 juli 2018 heeft de inspecteur verrekening verleend van € 72 aan ingehouden dividendbelasting.

2.7.

De inspecteur heeft bij nader stuk van 30 september 2020 aan het hof medegedeeld dat op 9 oktober 2019 een ambtshalve vermindering van de aanslag IB/PVV 2016 heeft plaatsgevonden (hierna: verminderingsbeschikking van 9 oktober 2019). De aanslag IB/PVV 2016 is verminderd met € 1.737.

2.8.

De inspecteur heeft bij verminderingsbeschikking van 9 oktober 2019 verrekening verleend voor € 1.809 aan ingehouden dividendbelasting. Uit het door [A] B.V. verstrekte overzicht volgt dat belanghebbende in 2016 in totaal € 12.056 aan dividenduitkeringen heeft ontvangen. Dit bedrag bestaat uit: € 11.962 aan Nederlandse dividenduitkeringen, waarop € 1.794,38 Nederlandse dividendbelasting is ingehouden en € 94,05 Belgische dividenduitkeringen waarop € 25,39 aan Belgische dividendbelasting is ingehouden. Het, in totaal, ingehouden bedrag aan dividendbelasting bedraagt € 1.819,77.

2.9.

De Nederlandse dividendbelasting is volledig verrekend en de Belgische dividendbelasting gedeeltelijk. De inspecteur heeft de gedeeltelijke verrekening van Belgische dividendbelasting als volgt toegelicht in de brief van 24 september 2019:

“(…) De Belgische overheid heeft meer dan 15% ingehouden op de uitgekeerde dividenden. Omdat de Nederlandse overheid met de Belgische overheid een belastingverdrag heeft gesloten, heeft de Belgische overheid echter maar recht op 15%. Dit betekent dat u maximaal 15% van de ingehouden bronbelasting in uw aangifte inkomstenbelasting mag verrekenen als voorheffing.

Voor de dividenden van België (€ 94,05) kunt u maximaal 15% verrekenen (€ 14,11). Met de bronbelasting van Nederland hebt u in totaal recht op € 1.794,38 + € 14,11: € 1.808,49 (afgerond € 1.809). (…)”.

2.10.

De inspecteur heeft geconstateerd dat verzuimd is om rekening te houden met de bij uitspraak op bezwaar reeds verleende verrekening van € 72 (zie onder 2.6). Dit heeft hij hersteld bij verminderingsbeschikking van 23 oktober 2020 (hierna: verminderingsbeschikking van 23 oktober 2020). Bij verminderingsbeschikking van 23 oktober 2020 heeft de inspecteur verrekening verleend voor een bedrag aan ingehouden dividendbelasting van, in totaal, € 1.881 (€ 1.809 + € 72). De aanslag IB/PVV 2016 is verder verminderd met € 72.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

1. Is de beschikking belastingrente terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende opgelegd?

2. Is de aanslag IB/PVV 2016, zoals deze luidt na de verminderingsbeschikking van 23 oktober 2020, te hoog?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging respectievelijk vermindering van de beschikking belastingrente en verrekening van een bedrag aan ingehouden dividendbelasting ter hoogte van € 1.884 met de aanslag IB/PVV 2016. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing