Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-04-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1285, 21/00261 tot en met 21/00266, 21/00268, 21/00271 en 21/00272
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-04-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1285, 21/00261 tot en met 21/00266, 21/00268, 21/00271 en 21/00272
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 20 april 2022
- Datum publicatie
- 17 mei 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2022:1285
- Zaaknummer
- 21/00261 tot en met 21/00266, 21/00268, 21/00271 en 21/00272
Inhoudsindicatie
De inspecteur heeft de bezwaren tegen de belastingaanslagen IB/PVV 2013 tot en met 2016 terecht niet-ontvankelijk verklaard. De aanslag IB/PVV 2017 is terecht vastgesteld. Het hof vernietigt de vergrijpboeten, omdat de inspecteur niet inzichtelijk heeft gemaakt in hoeverre belanghebbende, die een fiscale leek is en aan wie een op niet-fiscale motieven gebaseerde structuur is geadviseerd en verkocht, zich heeft laten leiden door (onjuiste) advisering en wie in dat verband wat moet worden verweten. De verzuimboeten blijven in stand.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 21/00261 tot en met 21/00266, 21/00268, 21/00271 en 21/00272
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] (China),
hierna: belanghebbende,
en op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur,
tegen de uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 27 november 2020, nummers BRE 19/2579 tot en met 19/2584 in het geding tussen belanghebbende en de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende navorderingsaanslagen inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2011 en 2013 tot en met 2015 en de aanslagen IB/PVV 2016 en 2017 opgelegd. Tevens is bij beschikkingen rente in rekening gebracht en zijn boetes opgelegd.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en het bezwaar tegen de belastingaanslagen niet-ontvankelijk verklaard en het bezwaar tegen de boetebeschikkingen ongegrond verklaard. De inspecteur heeft de belastingaanslagen ambtshalve beoordeeld en deze gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de navorderingsaanslagen IB/PVV 2011 en 2013 en de bijbehorende rente- en boetebeschikkingen vernietigd, de navorderingsaanslagen IB/PVV 2014 en 2015 en de aanslag IB/PVV 2017 en de bijbehorende rentebeschikkingen gehandhaafd, de aanslag IB/PVV 2016 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning, tevens verzamelinkomen, van € 12.814 en de belastingrente dienovereenkomstig verminderd, de boete 2014 verminderd tot € 1.445, de boetebeschikkingen 2015, 2016 en 2017 vernietigd, de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 2.358 en gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 47 aan deze vergoedt.
Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld bij het hof, bij het hof bekend onder nummers 21/00261 tot en met 21/00266. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De inspecteur heeft eveneens hoger beroep ingesteld bij het hof, bij het hof bekend onder nummers 21/00268, 21/00271 en 21/00272. Het hoger beroep van de inspecteur heeft uitsluitend betrekking op de volgende besluiten:
de navorderingsaanslag IB/PVV 2013 en de daarbij opgelegde vergrijpboete (21/00268);
de aanslag IB/PVV 2016 en de daarbij opgelegde verzuimboete (21/00271);
de verzuimboete die is opgelegd bij de aanslag IB/PVV 2017 (21/00272).
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 16 maart 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en zijn gemachtigde [gemachtigde] (hierna: [gemachtigde] ), en, namens de inspecteur, [inspecteur] . Op deze zitting zijn de onderhavige zaken gelijktijdig behandeld.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende heeft de Nederlandse nationaliteit. Tot [datum] 2011 woonde hij in de woning gelegen aan het [adres 1] in [plaats] . In de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: de GBA) is per [datum] 2011 geregistreerd dat belanghebbende is vertrokken naar Zuid-Afrika. Per die datum is belanghebbende ingeschreven op het adres [adres 2] , Zuid-Afrika. In de GBA is per [datum] 2014 het volgende adres als adres van belanghebbende geregistreerd: [adres 3] , Zuid-Afrika.
Belanghebbende hield in 2011 alle aandelen in [A Beheer BV] (hierna: Beheer BV). Beheer BV is een houdstermaatschappij die alle aandelen in [B BV] (hierna: [B BV] ) hield en 50% van de aandelen in [C BV] (hierna: [C BV] ). Beheer BV, [B BV] en [C BV] zijn in Nederland gevestigd.
[D BV] (hierna: [D BV] ) is op [oprichtingsdatum] 2011 opgericht naar het recht van de Seychellen. Enig aandeelhouder en bestuurder van [D BV] is belanghebbende. Belanghebbende heeft op 19 augustus 2011 zijn aandelen in Beheer BV voor € 1 overgedragen aan [D BV] . [D BV] en haar dochtervennootschap Beheer BV worden hierna gezamenlijk aangeduid als de Seychellen-structuur. Na de aandelenoverdracht is belanghebbende bestuurder gebleven van Beheer BV.
Belanghebbende heeft voor de jaren 2013 tot en met 2017 geen aangiften IB/PVV ingediend.
Beheer BV heeft in haar aangiften vennootschapsbelasting over de onderhavige jaren een schuld in rekening-courant aan belanghebbende aangegeven en rente over die schuld in aftrek gebracht.
Volgens de ingediende verzamelloonstaten heeft belanghebbende in 2011 een loon ontvangen uit [C BV] van € 400.
De inspecteur heeft de volgende belastingaanslagen IB/PVV en rente- en boetebeschikkingen vastgesteld:
Jaar |
Aanslag- nummer eindigend op |
Dagtekening |
Inkomen uit werk en woning € |
Vergrijp- boete € |
Verzuim- boete € |
Rente € |
2011 |
H.17.01 |
20-01-2018 |
130.104 |
8.115 |
6.961 |
|
2013 |
H.37.01 |
15-12-2018 |
29.689 |
2.445 |
1.777 |
|
2014 |
H.47.01 |
15-12-2018 |
21.470 |
1.522 |
862 |
|
2015 |
H.57.01 |
15-12-2018 |
19.850 |
1.381 |
561 |
|
2016 |
H.66.01 |
19-12-2018 |
29.689 |
369 |
600 |
|
2017 |
H.76.01 |
13-02-2019 |
13.169 |
369 |
91 |
Alle aanslagbiljetten zijn als volgt geadresseerd:
“ [belanghebbende]
[adres 3]
ZUID-AFRIKA
ZUID-AFRIKA”.
Belanghebbende heeft op 24 januari 2018 bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 2011 en de gelijktijdig genomen beschikkingen en op 12 februari 2019 tegen de belastingaanslagen IB/PVV 2013 tot en met 2017 en de gelijktijdig genomen beschikkingen.
Bij de in één geschrift vervatte uitspraken van 24 april 2019 zijn de bezwaren tegen de belastingaanslagen en rentebeschikkingen niet-ontvankelijk verklaard en de bezwaren tegen de boetebeschikkingen ongegrond verklaard. De inspecteur heeft de belastingaanslagen ambtshalve beoordeeld en deze gehandhaafd.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil in hoger beroep betreft het antwoord op de volgende vragen:
-
Heeft de inspecteur het bezwaar tegen de belastingaanslagen terecht niet-ontvankelijk verklaard?
-
Zijn de belastingaanslagen rechtsgeldig? Meer in het bijzonder is in geschil of de belastingaanslagen tijdig zijn vastgesteld, of sprake is van omkering van de bewijslast, of de inspecteur terecht fictief loon en rente als bedoeld in artikel 3.92 Wet IB 2001 (hierna: TBS-rente) in aanmerking heeft genomen, of het heffingsrecht hierover aan Nederland is toegewezen en of de inspecteur de algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft geschonden.
-
Zijn de vergrijpboeten 2013 en 2014 terecht opgelegd en zijn deze passend en geboden?
-
Zijn de verzuimboeten 2016 en 2017 terecht opgelegd en zijn deze passend en geboden?
Niet in geschil is:
dat de navorderingsaanslag IB/PVV 2011 terecht door de rechtbank is vernietigd;
dat de vergrijpboete 2015 terecht door de rechtbank is vernietigd;
dat het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2017 ontvankelijk is;
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de belastingaanslagen en beschikkingen. De inspecteur concludeert primair tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank, met uitzondering van de beslissingen over de navorderingsaanslag IB/PVV 2013, de aanslag IB/PVV 2016, de vergrijpboete 2013 en de verzuimboeten 2016 en 2017. De inspecteur concludeert verder tot bevestiging van de uitspraak op bezwaar met betrekking tot de navorderingsaanslag IB/PVV 2013, de aanslag IB/PVV 2016, de vergrijpboete 2013 en de verzuimboeten 2016 en 2017. Subsidiair concludeert de inspecteur tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.