Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-04-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1427, BKDH-21/00261, 21/00262 t/m 21/00268, 21/00270 en 21/00271, 21/00273 t/m 21/00281, 21/00285 t/m 21/00299, 21/00338 en 21/00340 t/m 21/00355
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-04-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1427, BKDH-21/00261, 21/00262 t/m 21/00268, 21/00270 en 21/00271, 21/00273 t/m 21/00281, 21/00285 t/m 21/00299, 21/00338 en 21/00340 t/m 21/00355
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 14 april 2022
- Datum publicatie
- 4 mei 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2022:1427
- Zaaknummer
- BKDH-21/00261, 21/00262 t/m 21/00268, 21/00270 en 21/00271, 21/00273 t/m 21/00281, 21/00285 t/m 21/00299, 21/00338 en 21/00340 t/m 21/00355
Inhoudsindicatie
Bpm. Berekening bpm van bij invoer gebruikte auto’s; herleidingsmethode en beroep op kentekenlijsten. Gebruik koerslijsten. Teruggaaf bij uitvoer. Compromissen gesloten bij Rechtbank? Scandinavische methode berekening CO2-uitstoot. Vertrouwensbeginsel.
Uitspraak
Zittingsplaats Den Haag
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BKDH-21/00261, BKDH-21/00262 tot en met 21/00268, 21/00270 en 21/00271, 21/00273 tot en met 21/00281, 21/00285 tot en met 21/00299, 21/00338 en 21/00340 tot en met 21/00355.
in het geding tussen:
(gemachtigde: S.M. Bothof)
en
(vertegenwoordigers: […] en […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (de Rechtbank) van 9 maart 2021, nummer BRE 17/7490, van 9 maart 2021, nummers 18/803 en 18/7732 tot en met 18/7736, van 29 januari 2021, nummers BRE 17/7221, 18/7678, 18/7680 en 18/7681, van 29 januari 2021, nummers BRE 17/7222 en 18/7682 tot en met 18/7687, van 16 februari 2021, nummers BRE 18/608 en 18/7714 tot en met 18/7727, van 8 april 2021, nummers BRE 18/882 en 18/7745 tot en met 18/7752, en van 8 april 2021, nummers BRE 18/864 en 18/7737 tot en met 18/7744.
Procesverloop
Aan belanghebbende zijn zeven naheffingsaanslagen in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) opgelegd voor in totaal 53 auto’s. Bij zes naheffingsaanslagen is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslagen verminderd. De Inspecteur heeft de belastingrente dienovereenkomstig verminderd en proceskostenvergoedingen toegekend.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken beroep ingesteld bij de Rechtbank. Van belanghebbende is € 2.351 aan griffierecht geheven. De Inspecteur heeft verweerschriften ingediend. De Rechtbank heeft de zaken in zeven uitspraken beoordeeld.
In de uitspraak van 9 maart 2021, nummer BRE 17/7490, heeft de Rechtbank het volgende beslist:
“De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar, met uitzondering van de beslissing met betrekking tot vergoeding van de kosten in de bezwaarfase;
- vermindert de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 2.195;
- vermindert de in rekening gebrachte belastingrente dienovereenkomstig;
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.167;
- veroordeelt de Minister voor Rechtsbescherming tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.833;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.068;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 333 aan haar vergoedt.”
In de uitspraak van 9 maart 2021 nummers 18/803 en 18/7731 tot en met 18/7736, heeft de Rechtbank het volgende beslist:
“De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar, met uitzondering van de beslissing met betrekking tot vergoeding van de kosten in de bezwaarfase;
- vermindert de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 5.866;
- vermindert de in rekening gebrachte belastingrente dienovereenkomstig;
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 862;
- veroordeelt de Minister voor Rechtsbescherming tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.638;
- wijst het verzoek om schadevergoeding voor het overige af;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.393;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 338 aan haar vergoedt.”
In de uitspraak van 29 januari 2021, nummers BRE 17/7221 en 18/7678 tot en met 18/7681, heeft de Rechtbank het volgende beslist:
“De rechtbank:
- -
-
verklaart het beroep gegrond;
- -
-
vernietigt de uitspraak op bezwaar, met uitzondering van de beslissing met betrekking tot vergoeding van de kosten in de bezwaarfase;
- -
-
vermindert de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 2.354;
- -
-
vermindert de in rekening gebrachte belastingrente dienovereenkomstig;
- -
-
veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 556;
- -
-
veroordeelt de Minister voor Rechtsbescherming tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.944;
- -
-
wijst het verzoek om schadevergoeding voor het overige af;
- -
-
veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.602;
- -
-
gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 333 aan haar vergoedt.”
In de uitspraak van 29 januari 2021, nummers BRE 17/7222 en 18/7682 tot en met 18/7687, heeft de Rechtbank het volgende beslist:
“De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar, met uitzondering van de beslissing met betrekking tot vergoeding van de kosten in de bezwaarfase;
- vermindert de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 8.469;
- vermindert de in rekening gebrachte belastingrente dienovereenkomstig;
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 463;
- veroordeelt de Minister voor Rechtsbescherming tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 2.037;
- wijst het verzoek om schadevergoeding voor het overige af;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.602;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 333 aan haar vergoedt.”
In de uitspraak van 16 februari 2021, nummers BRE 18/608 en 18/7714 tot en met 18/7727, heeft de Rechtbank het volgende beslist:
“De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 13.345;
- vermindert de in rekening gebrachte belastingrente dienovereenkomstig;
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 714;
- veroordeelt de Minister voor Rechtsbescherming tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.786;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 2.965;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 338 aan haar vergoedt.”
In de uitspraak van 8 april 2021, nummers BRE 18/882 en 18/7745 tot en met 18/7752, heeft de Rechtbank het volgende beslist:
“De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar, met uitzondering van de beslissing met betrekking tot vergoeding van de kosten in de bezwaarfase;
- vermindert de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 19.069;
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 714;
- veroordeelt de Minister van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.786;
- wijst het verzoek om schadevergoeding voor het overige af;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.318;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 338 aan haar vergoedt.”
In de uitspraak van 8 april 2021, nummers BRE 18/864 en 18/7737 tot en met 18/7744, heeft de Rechtbank het volgende beslist:
“De rechtbank:
- -
-
verklaart het beroep gegrond;
- -
-
vernietigt de uitspraak op bezwaar, met uitzondering van de beslissing met betrekking tot vergoeding van de kosten in de bezwaarfase;
- -
-
vermindert de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 8.807;
- -
-
veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 714;
- -
-
veroordeelt de Minister van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.786;
- -
-
wijst het verzoek om schadevergoeding voor het overige af;
- -
-
veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.068;
- -
-
gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 338 aan haar vergoedt.”
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken hoger beroep ingesteld bij het Hof, met uitzondering van het beroep met nummer BRE 18/7731 dat is behandeld in de onder 1.3.3 opgenomen uitspraak. Van belanghebbende is € 3.787 aan griffierecht geheven. De Inspecteur heeft verweerschriften ingediend. Belanghebbende heeft nadere stukken ingediend. Belanghebbende heeft het hoger beroep voor één auto ingetrokken.
In de Tijdelijke aanwijzing gerechtshof Den Haag voor hoger beroepszaken rijksbelastingen van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (Stcrt. 2021, 9365) is het gerechtshof Den Haag aangewezen als gerechtshof waarvan de zittingsplaats tijdelijk mede wordt aangemerkt als zittingsplaats van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Op grond van voornoemde regeling heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden in Den Haag op 3 maart 2022. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Het Hof heeft na de zitting de Maserati Gran Turismo met kenteken [kenteken] geregistreerd onder zaaknummer 21/00263.
Feiten
2. Belanghebbende heeft aangifte bpm gedaan voor de 51 nog in geschil zijnde auto’s. De Inspecteur heeft naar aanleiding van de aangiften de naheffingsaanslagen en de beschikkingen opgelegd.
Oordeel van de Rechtbank
3. De Rechtbank heeft over de herleidingsmethode het volgende overwogen (de voetnoten zijn niet opgenomen):
“Geschilpunt 1: herleidingmethode
Belanghebbende bepleit ook in deze zaak primair toepassing van de herleidingmethode voor de heffing van Bpm ter zake van een ingevoerde tweedehands auto. Zij heeft deze methode uiteengezet in de stukken. De inspecteur herhaalt het eerder ingenomen standpunt dat deze berekeningsmethode niet juist is.
De rechtbank verwijst naar rechtsoverweging 4.3 en 4.4. van de uitspraak van 22 mei 2019, in combinatie met rechtsoverweging 2.12.1 tot en met 2.12.5 van de uitspraak van 9 april 2020, rechtsoverweging 2.14 tot en met 2.16 van de uitspraak van 14 mei 2020 en rechtsoverweging 2.6 tot en met 2.9. van de uitspraak van 29 januari 2021. De rechtbank heeft hetgeen naar voren is gebracht in de gedingstukken in de beoordeling betrokken, maar ziet geen aanleiding in de onderhavige zaken anders te oordelen, ook niet naar aanleiding van hetgeen belanghebbende daarover in haar pleitnota naar voren heeft gebracht.
Het betoog van belanghebbende betreffende de herleidingmethode wordt gelet op het voorgaande derhalve ook in deze zaak verworpen.”