Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 01-06-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1742, 21/00531
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 01-06-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1742, 21/00531
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 1 juni 2022
- Datum publicatie
- 21 juni 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2022:1742
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2021:746, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 21/00531
Inhoudsindicatie
WOZ-waarde van een zorgcentrum. De heffingsambtenaar heeft de restwaarde niet aannemelijk gemaakt. In de taxatiewijzer, waaraan de restwaarde is ontleend, ontbreekt immers een onderbouwing van de restwaarden. De twee door de heffingsambtenaar gehanteerde verkoopcijfers van referentieobjecten zijn niet geschikt. Ook belanghebbende heeft de door haar bepleite waarde niet aannemelijk gemaakt. Het hof stelt de waarde schattenderwijs vast.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 21/00531
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van rechtbank Oost-Brabant (hierna: de rechtbank) van 19 februari 2021, nummer SHE 20/741 in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Boxmeer,
hierna: de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) een beschikking gegeven (hierna: de WOZbeschikking) en daarbij de waarde van [adres 1] in [vestigingsplaats] (hierna: de onroerende zaak) vastgesteld. Tevens is de aanslag onroerendezaakbelastingen (OZBE) voor het jaar 2019 bekendgemaakt.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 13 april 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [taxateur] (taxateur) alsmede, namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar] .
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
De onroerende zaak is een zorgcentrum. Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak.
De onroerende zaak betreft de percelen, kadastraal bekend als gemeente [gemeente] , sectie [--] , nummers [nummer 1] , [nummer 2] en [nummer 3] (hierna: de percelen). De percelen hebben een (toegekende) oppervlakte van 21.233 m2. Op de percelen rust de bestemming “Maatschappelijk”.
Op de percelen zijn in 1986, 1992, 1997, 2003 en 2006 opstallen gebouwd. Het betreft verpleegruimten, een kantoor, een werkplaats en een fietsenstalling. De bruto vloeroppervlakte (BVO) is 9.168 m2, waarvan 8.828 m2 op de begane grond.
De waarde van de onroerende zaak is door de heffingsambtenaar per de waardepeildatum 1 januari 2018 vastgesteld op € 4.970.000. De heffingsgrondslag voor de OZBE is door de heffingsambtenaar eveneens bepaald op € 4.970.000.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak en de aanslag gehandhaafd.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de WOZ-waarde van de onroerende zaak te hoog is vastgesteld. Meer in het bijzonder is in geschil of de restwaarde van de onderscheiden deelobjecten te hoog is vastgesteld.
Belanghebbende concludeert tot vermindering van de WOZ-waarde tot € 2.973.000. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.