Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-06-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1818, 21/01287

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-06-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1818, 21/01287

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
8 juni 2022
Datum publicatie
30 juni 2022
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:1818
Zaaknummer
21/01287

Inhoudsindicatie

Naheffingsaanslag BPM met vergrijpboete. Beroep tegen naheffingsaanslag ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Naheffingsaanslag wordt verminderd vanwege toepassing van artikel 16 Wet BPM. Vernietiging van de boetebeschikking blijft in stand.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 21/01287

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

en het incidentele hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (hierna: de rechtbank) van 26 augustus 2021, nummer SGR 21/1382, in het geding tussen belanghebbende en de inspecteur

en

de minister van Justitie en Veiligheid,

hierna: de minister.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende de naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) (hierna: de naheffingsaanslag) opgelegd ter zake van een personenauto van het merk Alfa Romeo Giulietta – 1.4 T Distinctive, met VIN eindigend op [VIN-nummer] (de auto). Tevens is een vergrijpboete opgelegd (hierna: de boetebeschikking).

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag en de boetebeschikking. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank.

1.4.

De rechtbank heeft het beroep tegen de naheffingsaanslag niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen de boetebeschikking gegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

De inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. Belanghebbende heeft schriftelijk gereageerd op het incidentele hoger beroep.

1.7.

Belanghebbende heeft vóór de zitting een usb-stick met een filmpje ingediend. Deze usb-stick is doorgestuurd naar de inspecteur.

1.8.

De zitting heeft plaatsgevonden op 8 april 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen namens belanghebbende haar gemachtigde, [gemachtigde] , alsmede, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.9.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

De auto is een gebruikt voertuig dat in Nederland is ingevoerd.

2.2.

Belanghebbende heeft ter zake van de registratie van de auto aangifte BPM gedaan naar een te betalen BPM-bedrag van € 827. Bij het berekenen van dit bedrag is belanghebbende uitgegaan van een handelsinkoopwaarde van € 3.635 en een afschrijvingspercentage van 87,94%, gebaseerd op een taxatierapport van [A] . In dit rapport is schade vastgesteld voor een bedrag van € 8.127 en voor 100% in mindering gebracht op de handelsinkoopwaarde conform de koerslijst van € 11.762.

Belanghebbende heeft het op eigen aangifte verschuldigde BPM-bedrag voldaan.

2.3.

De auto is op 8 maart 2018 opgeroepen voor controle bij Domeinen Roerende Zaken (hierna: DRZ) in Soesterberg. DRZ heeft de waarde van de auto bepaald op € 11.419 en geen schade, anders dan normale gebruikssporen, vastgesteld.

2.4.

Met dagtekening 7 november 2018 heeft de inspecteur de naheffingsaanslag opgelegd. Het nageheven BPM-bedrag is € 1.792. Tevens is een vergrijpboete opgelegd van 50% (€ 896). In de naheffingsaanslag wordt uitgegaan van een schadebedrag van € 0.

2.5.

Bij brief van 26 oktober 2018 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag en de boetebeschikking.

2.6.

De inspecteur heeft op 8 maart 2019 uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

2.7.

Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar.

2.8.

Bij uitspraak van 26 augustus 2021 heeft de rechtbank het beroep tegen de naheffingsaanslag niet-ontvankelijk verklaard, het beroep tegen de boetebeschikking gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd voor zover betrekking hebbend op de boetebeschikking, de boetebeschikking vernietigd, de minister veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.000, de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die belanghebbende voor het beroep heeft gemaakt van € 1.598 en gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 345 aan haar vergoedt.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

1. Heeft de rechtbank het beroep tegen de naheffingsaanslag terecht niet-ontvankelijk verklaard?

2. Heeft de rechtbank het beroep tegen de boetebeschikking terecht ontvankelijk verklaard?

3. Is de naheffingsaanslag terecht en naar het juiste bedrag opgelegd?

4. Heeft de rechtbank terecht de boetebeschikking vernietigd?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank voor zover betrekking hebbend op de naheffingsaanslag en vernietiging van de naheffingsaanslag. De inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank voor zover betrekking hebbend op de boetebeschikking, niet-ontvankelijkverklaring van het beroep voor zover betrekking hebbend op de boetebeschikking en bevestiging van deze uitspraak voor zover betrekking hebbend op de naheffingsaanslag.

4 Gronden

5 Beslissing