Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-06-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1828, 20/00674 en 20/00675
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-06-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1828, 20/00674 en 20/00675
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 8 juni 2022
- Datum publicatie
- 30 juni 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2022:1828
- Zaaknummer
- 20/00674 en 20/00675
Inhoudsindicatie
Procedure van een gepensioneerde, in Frankrijk wonende, Nederlander over Schumacker-problematiek. Belanghebbende wenst in de jaren 2015 en 2016 aanspraak te maken op aftrek in verband met negatieve inkomsten uit eigen woning en specifieke zorgkosten. Hij voldoet niet aan de voorwaarden om als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige in de zin van artikel 7.8, lid 6, Wet IB 2001 juncto artikel 21bis UBIB 2001 aangemerkt te worden. Het Unierecht leidt voor het jaar 2015 tot het gedeeltelijk verlenen van deze aftrek. Bij berekening van de te verlenen aftrek hanteert het hof de volgende breuk: belast gezinsinkomen in de werklidstaat / wereldinkomen. De aftrek wordt begrensd door de belastingheffing die een ingezetene in Nederland verschuldigd zou zijn in overigens vergelijkbare omstandigheden. Voor het jaar 2016 leidt laatstgenoemde begrenzing ertoe dat geen aftrek wordt verleend. De uitspraak is gebaseerd op de bijgevoegde bijlage waarin het hof richtlijnen geeft waarlangs vragen die worden opgeroepen door de Schumacker-rechtspraak worden beantwoord.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 20/00674 en 20/00675
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] (Frankrijk), domicilie kiezend in [plaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 9 oktober 2020, nummers BRE 19/1461 en 20/674, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende de aanslagen inkomstenbelasting 2015 en 2016 opgelegd. Tevens is telkens bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft vóór de zitting een nader stuk ingediend. Dit stuk is doorgestuurd naar de inspecteur.
De zitting heeft via beeldbelverbinding plaatsgevonden op 17 september 2021 in ’sHertogenbosch. Aan deze zitting hebben deelgenomen belanghebbende en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende is gepensioneerd en woont samen met zijn echtgenote in Frankrijk. In 2015 en 2016 ontving belanghebbende een AOW-uitkering van € 9.410 respectievelijk € 9.642. Daarnaast ontving belanghebbende in beide jaren een pensioen van € 32.861 van Stichting Pensioenfonds ABP (hierna: het ABP). Zijn echtgenote ontving in beide jaren alleen een AOW-uitkering van € 9.410 (2015) respectievelijk € 9.642 (2016).
Op grond van artikel 19, lid 1, van de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Franse Republiek tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen van 16 maart1973, Trb. 1973, 83 (hierna: het Verdrag) is het heffingsrecht over het ABP-pensioen toegewezen aan Nederland. Het heffingsrecht over de AOW-uitkering is op grond van artikel 22 van het Verdrag toegewezen aan Frankrijk, het woonland.
Volgens de inkomensverklaringen die zijn afgegeven door de Franse belastingdienst, bedraagt het inkomen van belanghebbende aldaar € 9.410 in 2015 en € 9.642 in 2016. Belanghebbende en zijn echtgenote zijn in Frankrijk geen inkomstenbelasting verschuldigd. De reden hiervan is dat volgens de belastingregels in Frankrijk op het inkomen een korting van 10% wordt toegepast, waarna een vast bedrag wordt afgetrokken voor 65-plussers. Het alsdan resterende belastbare bedrag blijft onder de belastingvrije som.
In de aangifte voor het jaar 2015 heeft belanghebbende een eigenwoningforfait van € 3.375 en aftrekbare financieringskosten van € 17.964 (per saldo € 14.589 negatief) opgenomen. Ook heeft belanghebbende € 320 aftrek specifieke zorgkosten opgenomen.
In de aangifte voor het jaar 2016 heeft belanghebbende € 228 eigenwoningforfait en € 2.136 aftrekbare financieringskosten (per saldo € 1.908 negatief) opgenomen.
De aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2015 is vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.861. De verschuldigde inkomstenbelasting is vastgesteld op € 3.460. Tevens is bij beschikking € 273 belastingrente in rekening gebracht.
De aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2016 is vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.861. De verschuldigde inkomstenbelasting is vastgesteld op € 3.258. Tevens is bij beschikking € 44 belastingrente in rekening gebracht.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of belanghebbende kan worden aangemerkt als kwalificerende buitenlands belastingplichtige, op grond van artikel 21bis, lid 1, Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 (hierna: Uitv.besl.) dan wel dat hij op grond van het Unierecht aftrekposten die verband houden met de persoonlijke en gezinssituatie in aftrek kan brengen.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en vermindering van de aanslagen. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.