Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-01-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:193, 20/00737
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-01-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:193, 20/00737
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 26 januari 2022
- Datum publicatie
- 3 februari 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2022:193
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2020:5351, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 20/00737
Inhoudsindicatie
WOZ-waarde woning. De woning is vergeleken met identieke panden, met een identieke ligging.
In de bezwaarfase is om de grondstaffel en de taxatiekaart met daarop vermeld de KOUDV- en liggingsfactoren verzocht. De grondstaffel is (pas) in de beroepsfase door de heffingsambtenaar overgelegd. Rb: beroep ongegrond. Hof: de grondstaffel behoort tot de gegevens die op de zaak betrekking hebben. De waardebepaling is het resultaat was van een geautomatiseerd proces. Om belanghebbende de juistheid van de bij zo’n proces gebruikte keuzes, gegevens en aannames te laten controleren en betwisten, moet de heffingsambtenaar zorgen voor inzichtelijkheid en controleerbaarheid daarvan. In dat kader had de heffingsambtenaar de grondstaffel moeten overleggen. Dat de vergelijkingspanden dezelfde ligging hebben, maakt dit niet anders. De heffingsambtenaar is op grond van artikel 7:4 Awb verplicht de op de zaak betrekking hebbende stukken ter inzage te geven tijdens de bezwaarfase. Het maakt niet uit dat belanghebbende daar slechts éénmaal in de bezwaarfase om heeft gevraagd.
De KOUDV- en liggingsfactoren hoefden niet te worden verstrekt, voor zover deze factoren niet ten grondslag lagen aan de vastgestelde waarde. Voor zover (afzonderlijke) factoren wel ten grondslag lagen aan de waarde, hadden die ook in de bezwaarfase moeten worden verstrekt.
Hoger beroep gegrond, vergoeding proceskosten beroep en hoger beroep.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 20/00737
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de rechtbank) van 5 november 2020, nummer SHE 19/3058, in het geding tussen
belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven,
hierna: de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) een beschikking gegeven en daarbij de waarde van [adres 1] te [woonplaats] (hierna: de woning) per de peildatum 1 januari 2018 vastgesteld. Tevens is de aanslag onroerendezaakbelasting voor het jaar 2019 bekendgemaakt.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de andere partij.
De zitting heeft via een digitale beeldschermverbinding plaatsgevonden op 11 november 2021 te ‘s-Hertogenbosch. Namens belanghebbende heeft gemachtigde [gemachtigde] , verbonden aan [kantoornaam] , deelgenomen, namens de heffingsambtenaar [heffingsambtenaar] en [taxateur 1] , taxateur.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende was op de peildatum eigenaar van de woning, zijnde een geschakelde woning uit 2001. De woning bestaat uit een hoofdbouw van 383 m³, een aanbouw van 38 m³, een inpandige garage van 47 m³ en een perceel van 211 m2. Ter zitting van de rechtbank heeft belanghebbende de juistheid van deze objectkenmerken onderschreven.
De waarde van de onroerende zaak is door de heffingsambtenaar per de waardepeildatum 1 januari 2018 vastgesteld op € 366.000. Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak en de aanslag gehandhaafd
In de bezwaarfase heeft belanghebbende om de grondstaffel en de taxatiekaart met daarop vermeld de KOUDV- en liggingsfactoren verzocht. De grondstaffel is in de beroepsfase door de heffingsambtenaar overgelegd.
Ter onderbouwing van de beschikte waarde heeft de heffingsambtenaar verwezen naar de inpandige taxatie van de woning in de bezwaarfase, alsmede het op 6 april 2020 door taxateur [taxateur 1] opgemaakte taxatierapport. De in dit rapport bepaalde waarde van € 366.000 is onderbouwd aan de hand van de verkoopcijfers van de vergelijkingspanden (1) [adres 2] te [woonplaats] , verkocht op 2 oktober 2017 voor € 353.000, (2) [adres 3] te [woonplaats] , verkocht op 26 april 2018 voor € 375.000, (3) [adres 4] te [woonplaats] , verkocht op 2 juli 2018 voor € 379.000 en (4) [adres 5] te [woonplaats] , verkocht op 5 oktober 2018 voor € 372.500. De kenmerken van de woning en de vergelijkingspanden zijn vermeld in een matrix.
Belanghebbende heeft ter onderbouwing van de door hem bepleite waarde verwezen naar het door taxateur [taxateur 2] op 23 januari 2020 opgemaakte taxatierapport, waarin de waarde op 1 januari 2018 is vastgesteld op € 348.000. De waarde is onderbouwd aan de hand van de verkoopcijfers van de vergelijkingspanden (1) [adres 5] te [woonplaats] , verkocht op 5 oktober 2018 voor € 372.500, (2) [adres 4] te [woonplaats] , verkocht op 2 juli 2018 voor € 379.000 en (3) [adres 2] te [woonplaats] , verkocht op 2 oktober 2017 voor € 353.000. De woning is ten behoeve van de taxatie inpandig opgenomen.
De woning is op 30 juni 2021 verkocht voor € 525.000.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vragen of (1) de waarde van de woning per de peildatum 1 januari 2018 te hoog is vastgesteld en (2) belanghebbende reeds recht heeft op proceskostenvergoeding vanwege de noodzaak beroep in te stellen om de grondstaffel en de taxatiekaart met KOUDV- en liggingsfactoren te verkrijgen.
Belanghebbende concludeert tot vermindering van de WOZ-waarde tot € 348.000 en toekenning van een vergoeding voor de proceskosten en de kosten van het bezwaar. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.