Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-06-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:2005, 20/00477

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-06-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:2005, 20/00477

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
22 juni 2022
Datum publicatie
13 juli 2022
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:2005
Zaaknummer
20/00477

Inhoudsindicatie

Hoger beroep niet-ontvankelijk, omdat het buiten de hoger beroepstermijn is ingediend. Geen sprake van verschoonbare termijnoverschrijding.

Uitspraak

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer

Nummer: 20/00477

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] (België),

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 15 juli 2020, nummer SGR 19/7724, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2014 (hierna: de aanslag IB/PVV 2014) opgelegd. Daarbij is een verzuimboete opgelegd en is belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft de zaak voor verdere behandeling en beslissing verwezen naar de rechtbank Den Haag (hierna: de rechtbank).

1.5.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.6.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.7.

De zitting heeft plaatsgevonden op 2 juni 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar is verschenen, namens de inspecteur, [inspecteur] .

Belanghebbende en haar gemachtigde zijn, zonder kennisgeving, niet verschenen. De griffier heeft verklaard dat zij belanghebbende bij brief van 10 maart 2022 heeft uitgenodigd voor de zitting met vermelding van datum, plaats en tijdstip van de zitting. Deze brief, met nummer [nummer], is aangetekend verzonden naar het door belanghebbende opgegeven correspondentieadres te [woonplaats] (België). Tot de gedingstukken behoort een kopie van de lijst van aangetekende verzendbewijzen en een schermprint van de statusinformatie van het verzendbewijs. Hieruit volgt dat de uitnodiging voor de zitting op 7 april 2022 onbestelbaar retour is ontvangen door het hof. Op de retourenvelop is een sticker geplakt met de volgende tekst:

“Postkantoor [woonplaats]

Bericht gelaten op 14.03.22

Terugzenden op 30.03.22”,

alsmede een sticker van bpost met vermelding “NIET AFGEHAALD”.

Hierop is de uitnodiging op 7 april 2022 per gewone post verzonden naar het door belanghebbende opgegeven correspondentieadres te [woonplaats] (België). Daarnaast is een afschrift van de uitnodiging op 7 april 2022 per versleuteld e-mailbericht verzonden naar het door (de gemachtigde van) belanghebbende opgegeven e-mailadres.

1.8.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is in 2010 naar België geëmigreerd. Volgens gegevens uit de Basisregistratie Personen (BRP) is zij vanaf 28 augustus 2014 woonachtig aan [adres] , [postcode 1] te [woonplaats] , België. Vanaf 5 januari 2016 is bij de Belastingdienst als correspondentieadres [correspondentie-adres] , [postcode 1] te [woonplaats] , België opgenomen.

2.2.

De inspecteur heeft met dagtekening 12 april 2017 de aanslag IB/PVV 2014 opgelegd naar een belastbaar inkomen van € 42.000. Daarbij is een verzuimboete van € 344 opgelegd. De in rekening gebrachte belastingrente bedraagt € 442. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag IB/PVV 2014, de verzuimboete en de belastingrente.

2.3.

Bij uitspraak van 21 september 2018 heeft de inspecteur het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.

2.4.

Het bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 oktober 2018 ingekomen beroepschrift is ingediend door de gemachtigde [gemachtigde] met daarin vermeld als correspondentieadres: [correspondentie-adres] , [postcode 2] [woonplaats] , Belgium. In alle nadien door belanghebbende, de rechtbank Zeeland-West-Brabant en de rechtbank Den Haag gevoerde correspondentie is dit adres in België gebruikt. Belanghebbende heeft in beroep geen domicilieadres in Nederland genoemd waarnaar de voor haar bestemde post kon worden verzonden.

2.5.

De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende bij uitspraak van 15 juli 2020 ongegrond verklaard.

2.6.

De uitspraak van de rechtbank is met de aanbiedingsbrief van 15 juli 2020 aangetekend verzonden naar het onder 2.1 genoemde correspondentieadres te [woonplaats] (België). Dit poststuk is echter onbestelbaar aan de rechtbank geretourneerd en aldaar op 13 augustus 2020 retour ontvangen. Op de retourenvelop is een sticker geplakt met de volgende tekst:

“Postkantoor [woonplaats]

Bericht gelaten op 23.07.20

Terugzenden op 08.08.20”,

alsmede een sticker van bpost met vermelding “NIET AFGEHAALD”.

2.7.

Met de aanbiedingsbrief van 26 augustus 2020 is dit poststuk vervolgens door de rechtbank per gewone post aan genoemd correspondentieadres verzonden. In die brief is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:

“(….)De rechtbank heeft aan u op 15 juli 2020 een aangetekende brief verzonden. Deze brief is echter onbestelbaar aan de rechtbank geretourneerd.

Ik zend u de brief, ter voldoening aan het bepaalde in artikel 8:38 van de Awb, ter kennisneming toe per gewone postzending. De in de aangetekende brief vermelde termijn vangt niet opnieuw aan.(….)”.

2.8.

Belanghebbende heeft bij faxbericht van 4 september 2020 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.

2.9.

Het bij het hof op 4 september 2020 ingekomen hoger beroepschrift is eveneens ingediend door de gemachtigde [gemachtigde] met daarin vermeld als correspondentieadres: [correspondentie-adres] , [postcode 2] [woonplaats] , Belgium. In alle nadien door belanghebbende en het hof gevoerde correspondentie is dit adres in België gebruikt. Belanghebbende heeft in hoger beroep evenmin een domicilieadres in Nederland genoemd waarnaar de voor haar bestemde post kon worden verzonden.

2.10.

Het hof heeft (de gemachtigde van) belanghebbende op 7 september 2020 een brief gestuurd waarin onder meer het volgende staat vermeld:

“U hebt hoger beroep ingesteld in de bovenvermelde zaak. (…)

Aan uw verzoek om - naast postverzending - met name een digitale correspondentie te benutten, kan ik niet voldoen. In uw beroepschrift heeft u een buitenlands adres opgegeven. Degene die in het buitenland woont of gevestigd is moet echter domicilie kiezen binnen Nederland, dat wil zeggen een adres aanwijzen waar de correspondentie van het gerechtshof naartoe gezonden kan worden.

Ik verzoek u zo'n adres in Nederland op te geven. Indien u geen domicilie kiest binnen Nederland, komt het risico van eventuele vertraging in de postbezorging voor uw rekening.”

2.11.

De gemachtigde van belanghebbende heeft bij brief van 2 oktober 2020 op voornoemd verzoek gereageerd door te melden dat het correspondentieadres in [woonplaats] (België) zou moeten volstaan.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

  1. Is belanghebbende ontvankelijk in haar hoger beroep?

  2. Zijn de aanslag IB/PVV 2014, de verzuimboete en de belastingrente terecht en tot de juiste bedragen opgelegd dan wel in rekening gebracht?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de aanslag, de verzuimboete en de belastingrente.

3.3.

De inspecteur concludeert primair tot niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep en subsidiair tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing