Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-06-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:2007, 20/00564
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-06-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:2007, 20/00564
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 22 juni 2022
- Datum publicatie
- 13 juli 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2022:2007
- Zaaknummer
- 20/00564
Inhoudsindicatie
Noodzaak tot het instellen van beroep is uitsluitend voortgevloeid uit de handelwijze van belanghebbende, zodat geen grond is voor een veroordeling van de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende. Hoger beroep van de inspecteur is gegrond.
Uitspraak
Team belastingrecht
Enkelvoudige Belastingkamer
Nummer: 20/00564
Uitspraak op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 4 september 2020, nummer BRE 20/926, in het geding tussen de inspecteur en
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] (België),
hierna: belanghebbende.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2017 opgelegd. Bij beschikking is belastingrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar afgewezen.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de aanslag en de rentebeschikking verminderd, de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 525 en gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht aan haar vergoedt.
De inspecteur heeft hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft geen verweerschrift of enig ander stuk ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 2 juni 2022. Belanghebbende is daar, met kennisgeving vooraf aan het hof, niet verschenen. Namens de inspecteur is verschenen [inspecteur] .
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende woonde in 2017 in België en had daar een eigen woning in eigendom. Zij wenste de negatieve inkomsten uit die woning in aftrek te brengen op haar inkomsten in 2017. In verband daarmee heeft de inspecteur belanghebbende, voorafgaand aan de beroepsfase, vier maal in de gelegenheid gesteld de in artikel 7.8, lid 6, Wet inkomstenbelasting 2001 bedoelde inkomensverklaring te overleggen. Belanghebbende heeft die inkomensverklaring pas in de beroepsfase overlegd. Omdat daarmee aan de voorwaarden voor behandeling als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige was voldaan, heeft de rechtbank de aanslag verminderd met een bedrag aan negatieve inkomsten uit eigen woning.
De rechtbank heeft in de gegrondverklaring van het beroep aanleiding gezien de inspecteur te veroordelen de proceskosten van belanghebbende. De rechtbank heeft de desbetreffende vergoeding vastgesteld op € 525, wegens door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor het indienen van het beroepschrift.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil in hoger beroep betreft het antwoord op de vraag of de rechtbank de inspecteur terecht heeft veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende en zo ja, of de rechtbank terecht wegingsfactor 1 heeft gehanteerd.
De inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank voor zover die de proceskostenvergoeding betreft. Belanghebbende heeft schriftelijk noch mondeling gereageerd op het hoger beroep.