Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-07-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:2388, 20/00501

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-07-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:2388, 20/00501

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
13 juli 2022
Datum publicatie
19 juli 2022
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:2388
Zaaknummer
20/00501

Inhoudsindicatie

Naheffingsaanslag parkeerbelasting. Het hof is, evenals de rechtbank, van oordeel dat de auto van belanghebbende geparkeerd stond in een parkeervak en niet op het trottoir. De verharding waar de auto op stond is een langs de rijbaan gelegen verharding die duidelijk bestemd was voor stilstaande of geparkeerde voertuigen. De afwezigheid van een betonnen tegel met een “P” betekent niet dat het verboden is op die plaats te parkeren.

Uitspraak

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer

Nummer: 20/00501

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 26 augustus 2020, nummer BRE 19/717 in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van Samenwerking Belastingen Walcheren Schouwen-Duiveland,

hierna: de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft het hoger beroep aangevuld bij brieven van 7 juni en 18 augustus 2021 en de heffingsambtenaar heeft daarop gereageerd bij brief van 28 september 2021.

1.5.

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de andere partij.

1.6.

De zitting heeft plaatsgevonden op 22 juni 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar] .

1.7.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.8.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Op 11 augustus 2018 stond een voertuig van belanghebbende (met kenteken [kenteken] ) op de Ring te Burgh-Haamstede. In de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen Schouwen-Duiveland 2018 (hierna: parkeerverordening) is de Ring aangewezen als een plaats waar alleen tegen betaling van parkeerbelasting mocht worden geparkeerd.

2.2.

Tijdens een controle op die dag (15:26 uur) heeft een parkeercontroleur van de gemeente Schouwen-Duiveland geconstateerd dat geen parkeerbelasting was voldaan.

Daarom is aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.

2.3.

De naheffingsaanslag is opgelegd naar een bedrag van € 63,50, waarvan € 1,50 aan nageheven belasting en € 62 aan kosten.

2.4.

Tot de gedingstukken behoren foto’s van de situatie van de Ring te Burgh-Haamstede, alsmede een op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal met foto’s van verbalisant [verbalisant] .

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing