Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-07-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:2389, 21/00289 en 21/00290
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-07-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:2389, 21/00289 en 21/00290
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 13 juli 2022
- Datum publicatie
- 19 juli 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2022:2389
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2020:9533, Niet ontvankelijk
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2020:9531, Niet ontvankelijk
- Zaaknummer
- 21/00289 en 21/00290
Inhoudsindicatie
Ontvankelijkheid hoger beroepen. Uit het bewijsrechtelijk uitgangspunt (poststempel) volgt dat belanghebbende het hoger beroepschrift heeft ingediend na afloop van de hoger beroepstermijn. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat het poststuk eerder ter post is bezorgd. Belanghebbende heeft onvoldoende aangevoerd om te oordelen dat zij niet redelijkerwijs in verzuim is geweest. De termijnoverschrijding is niet verschoonbaar. De hoger beroepen zijn niet-ontvankelijk.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 21/00289 en 21/00290
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
voorheen gevestigd in [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraken van rechtbank Den Haag (hierna: de rechtbank) van 28 september 2020, nummers SGR 20/2126 en SGR 20/2129 in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende de volgende naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd en daarbij bij beschikkingen belastingrente in rekening gebracht:
- met dagtekening 25 januari 2016 een naheffingsaanslag omzetbelasting over de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 maart 2014 (hierna: naheffingsaanslag 1).
- met dagtekening 25 november 2017 een naheffingsaanslag omzetbelasting over de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2015 (hierna: naheffingsaanslag 2).
Voorts is tegelijk met naheffingsaanslag 2 bij beschikking een verzuimboete aan belanghebbende opgelegd.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar het bezwaar tegen naheffingsaanslag 1 niet-ontvankelijk verklaard en het bezwaar tegen naheffingsaanslag 2 gegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken afzonderlijk beroep ingesteld bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant.
Bij beslissingen van 19 februari 2020 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant de beroepen op basis van de Regeling tijdelijke aanwijzing bevoegde gerechten voor bodemzaken rijksbelastingen van 10 september 2019 (hierna: de Regeling) voor verdere behandeling en beslissing verwezen naar de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep gericht tegen naheffingsaanslag 1 ongegrond en het beroep gericht tegen naheffingsaanslag 2 gegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Bij beslissing van 7 januari 2021 heeft het gerechtshof Den Haag het hoger beroep op basis van de Regeling voor verdere behandeling en beslissing verwezen naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (hierna: het hof). De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 11 mei 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur] . Op deze zitting zijn gelijktijdig behandeld de onderhavige zaken en de zaak met nummers 21/00286 tot en met 21/00288.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Met dagtekening 25 januari 2016 heeft de inspecteur aan belanghebbende naheffingsaanslag 1 opgelegd en bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.
Op 3 januari 2017 is een boekenonderzoek aangekondigd naar – onder andere – de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over de jaren 2011 tot en met 2015.
De bevindingen van het boekenonderzoek zijn weergegeven in het controlerapport van 1 november 2017.
Naar aanleiding van de bevindingen uit het boekenonderzoek is aan belanghebbende naheffingsaanslag 2 opgelegd ter hoogte van € 6.246. Daarnaast is € 826 belastingrente in rekening gebracht en een verzuimboete opgelegd van € 624.
In de bezwaarfase betreffende naheffingsaanslag 2 heeft een aanvullend boekenonderzoek plaatsgevonden. De bevindingen van het aanvullend boekenonderzoek zijn weergegeven in het controlerapport van 24 september 2018. In het rapport wordt geconcludeerd dat een deel van de correcties wordt herzien. De correcties privégebruik auto (totaal € 1.220), de huisvestingskosten (totaal € 1.800) en telefoon- en internetkosten (totaal € 245) worden gehandhaafd.
Gelet hierop is bij uitspraak op bezwaar van 14 juni 2019 naheffingsaanslag 2 verminderd tot € 3.265. De belastingrente en de verzuimboete zijn dienovereenkomstig verminderd.
Bij brief van 22 juli 2019, door de inspecteur ontvangen op 24 juli 2019, heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen naheffingsaanslag 1. Bij uitspraak op bezwaar van 25 oktober 2019 is dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Naar aanleiding van een ter zitting bij de rechtbank bereikt compromis tussen partijen heeft de rechtbank naheffingsaanslag 2 verminderd tot een bedrag van € 2.045 en de boete- en belastingrentebeschikking dienovereenkomstig verminderd.
De inspecteur heeft, conform de uitspraak van de rechtbank, met dagtekening 23 oktober 2020 ten name van belanghebbende een verminderingsbeschikking omzetbelasting verstuurd.
Per 8 april 2020 is belanghebbende opgeheven.
Belanghebbende heeft, met dagtekening 6 november 2020, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank. Het hoger beroepschrift is op 11 november 2020 ontvangen bij het gerechtshof Den Haag. Op de enveloppe waarin het hoger beroepschrift is verstuurd is een poststempel te zien, waarop een datum van 10 november 2020 en een tijdstip van 22:00 uur te lezen valt.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het inhoudelijke geschil betreft het antwoord op de vraag of de tenaamstelling van de naheffingsaanslagen en de bijbehorende beschikkingen juist is.
Belanghebbende concludeert tot een praktische (eind)oplossing en tot toekenning van een integrale proceskostenvergoeding. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraken van de rechtbank.