Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-07-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:2393, 21/00566
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-07-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:2393, 21/00566
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 13 juli 2022
- Datum publicatie
- 19 juli 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2022:2393
- Zaaknummer
- 21/00566
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft per ongeluk in zijn aangifte aangegeven dat hij recht heeft op de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) wat tot gevolg had dat hij een te hoge voorlopige teruggave heeft ontvangen. Belanghebbende beroept zich op schending van zorgvuldigheidsbeginsel aangezien de inspecteur niet heeft gecontroleerd of hij recht had op IACK. Volgens rechtbank en hof is de inspecteur niet gehouden een dergelijk onderzoek te doen in de fase voordat de voorlopige aanslag wordt opgelegd. Het hof verklaart het hoger beroep ongegrond.
Uitspraak
Team belastingrecht
Enkelvoudige Belastingkamer
Nummer: 21/00566
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 10 maart 2021, nummer BRE 20/5318 in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft de aanslag inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) voor het jaar 2017 opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 22 juni 2022 in ’s-Hertogenbosch. Voor de zitting heeft de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde] , een bericht gestuurd dat zowel hij als belanghebbende niet ter zitting zullen verschijnen. Tevens heeft de inspecteur te kennen gegeven dat hij eveneens niet zal verschijnen.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende was van 12 december 2012 tot 29 augustus 2016 gehuwd met mevrouw [ex-partner] (hierna: de ex-partner). Belanghebbende heeft samen met zijn ex-partner twee kinderen, [zoon 1] (de oudste zoon) geboren op [geboortedatum 1] 2014, en [zoon 2] (de jongste zoon) geboren op [geboortedatum 2] 2015.
Belanghebbende stond van 1 januari 2017 tot 28 februari 2017 ingeschreven op het adres
[adres 1] in [woonplaats] . De rest van het jaar stond belanghebbende
ingeschreven op het adres [adres 2] in [woonplaats] . De ex-partner van belanghebbende en zijn kinderen stonden van 1 januari 2017 tot 4 april 2017 ook ingeschreven op het adres [adres 2] in [woonplaats] .
In de aangifte IB/PVV 2017 heeft belanghebbende aangegeven dat het jongste kind minstens 6 maanden op hetzelfde adres stond ingeschreven als belanghebbende.
Aan belanghebbende is een voorlopige aanslag IB/PVV 2017 opgelegd conform de door hem ingediende aangifte. Daarbij is aan belanghebbende € 2.725 aan inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) toegekend. De voorlopige aanslag resulteerde in een totale teruggaaf van € 5.929.
In de voorlopige aanslag is de volgende passage opgenomen:
“Deze aanslag is voorlopig
Deze aanslag is uitsluitend gebaseerd op de gegevens uit uw aangifte 2017. De Belastingdienst gaat uw gegevens nog controleren. De definitieve aanslag kan afwijken van deze voorlopige aanslag; wellicht moet u het te ontvangen bedrag geheel of gedeeltelijk terugbetalen.”
Bij het vaststellen van de definitieve aanslag IB/PVV 2017 heeft de inspecteur de toegekende IACK gecorrigeerd, zodat belanghebbende een bedrag van € 2.725 moet terugbetalen. De aanslag is vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 26.855. Tevens is bij beschikking € 132 belastingrente in rekening gebracht. Belanghebbende heeft tegen de definitieve aanslag IB/PVV 2017 en de belastingrentebeschikking bezwaar gemaakt. Het bezwaar van belanghebbende is bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 28 januari 2020 afgewezen.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vraag:
Is de aanslag IB/PVV voor het jaar 2017 tot het juiste bedrag vastgesteld?
Uit het hogerberoepschrift van belanghebbende volgt dat het geschil in hoger beroep zich beperkt tot de IACK. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en - naar het hof begrijpt - tot vermindering van de aanslag. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.