Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-02-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:273, 20/00584
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-02-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:273, 20/00584
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 2 februari 2022
- Datum publicatie
- 4 februari 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2022:273
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:1097
- Zaaknummer
- 20/00584
Inhoudsindicatie
Vrijstellingsvergunning bpm (werkgever) terecht ingetrokken omdat belanghebbende geen kilometeradministratie heeft bijgehouden en daardoor niet kan worden vastgesteld of belanghebbende de auto voor meer dan 50% buiten Nederland zakelijk gebruikte, waarbij het woon-werkverkeer buiten beschouwing wordt gelaten. Geen sprake van opgewekt vertrouwen dat het bijhouden van een kilometeradministratie achterwege kon blijven.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 20/00584
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 10 september 2020, nummer BRE 19/177 in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft op 15 mei 2018 de vergunning vrijstelling van belasting van personenauto’s en motorrijwielen werkgever, ingetrokken.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 13 januari 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en zijn gemachtigde [gemachtigde] , en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende heeft op 16 december 2012 een aanvraag vergunning vrijstelling bpm (werkgever) gedaan. Op deze aanvraag heeft belanghebbende vermeld dat hij 25% aandeelhouder is van [bvba] , een besloten vennootschap naar Belgisch recht (hierna: [bvba] ). Dit bedrijf is gevestigd in [plaats] (België). Tevens is vermeld dat belanghebbende bedrijfsleider is en niet in loondienst.
De aanvraag heeft betrekking op een Volkswagen Caddy life maxi, met kenteken [kenteken] en een VIN-nummer eindigend op [VIN-nummer] . De auto werd geleased van [bedrijf] . Belanghebbende heeft tevens aangegeven dat hij geen kilometeradministratie voerde. Op de vraag wie beslist in welk land de auto wordt geregistreerd, wordt vermeld: [A] in haar functie als zaakvoerder.
De vrijstellingsvergunning is verleend bij beschikking van 20 december 2012.
[bvba] is opgericht bij notariële akte van [december] 2004 door belanghebbende, [B] en [C] . [B] en [C] nemen deel voor 75% in het aandelenkapitaal en belanghebbende voor 25%.
Op 15 mei 2018 heeft de inspecteur de vergunning ingetrokken, omdat belanghebbende geen kilometeradministratie kon overleggen en daarom niet is aangetoond dat wordt voldaan aan de voorwaarde dat tenminste 50% van de kilometers zakelijk in het buitenland worden afgelegd, waarbij woon-werkkilometers buiten beschouwing blijven.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
1. Is sprake van schending van het vertrouwensbeginsel?
2. Heeft belanghebbende aannemelijk gemaakt dat de auto voor meer dan 50% zakelijk buiten Nederland werd gebruikt?
3. Heeft belanghebbende in plaats van de vrijstelling werkgever recht op de vrijstelling werknemer?
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van zowel de uitspraak van de rechtbank als de intrekking van de vrijstellingsvergunning. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.