Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-01-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:38, 20/00436

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-01-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:38, 20/00436

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
12 januari 2022
Datum publicatie
20 januari 2022
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:38
Formele relaties
Zaaknummer
20/00436

Inhoudsindicatie

De inspecteur heeft aan belanghebbende, belastingadviseur, een informatiebeschikking gegeven, omdat hij weigert zijn privé-agenda ter inzage te geven. Het hof is van oordeel dat de inspecteur zich in dit geval in redelijkheid op het standpunt mocht stellen dat de privé agenda van belang zou kunnen zijn voor de belastingheffing, dat belanghebbende een bron van inkomen heeft en dat het recht op privacy niet is geschonden. Verder is het hof van oordeel dat de inspecteur de hoorplicht niet heeft geschonden en dat de rechtbank geen beginselen van behoorlijk procesrecht heeft geschonden door het onderzoek ter zitting in afwezigheid van belanghebbende te laten plaatsvinden.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 20/00436

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 25 juni 2020, nummer BRE 19/1661 in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft op de voet van artikel 52a Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) een informatiebeschikking gegeven met betrekking tot de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2012 tot en met 2015 en de omzetbelasting over de tijdvakken gelegen in de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2015.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en belanghebbende in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na verzending van haar uitspraak aan het informatieverzoek te voldoen.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft bij brief van 28 april 2021 een verzoek gedaan om wraking, als bedoeld in artikel 8:16 Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), van M.J.C. Pieterse, L.B.M. Klein Tank en W.A. Sijberden, die zijn belast met de behandeling van het hoger beroep. In verband hiermee heeft het onderzoek ter zitting van 29 april 2021 geen doorgang gehad. Het hof heeft het wrakingsverzoek in handen gesteld van de wrakingskamer.

1.6.

De wrakingskamer heeft bij beslissing van 17 mei 2021 het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek.

1.7.

Belanghebbende heeft bij brief van 22 september 2021 opnieuw een verzoek gedaan om wraking, als bedoeld in artikel 8:16 Awb, van M.J.C. Pieterse, L.B.M. Klein Tank en W.A. Sijberden. In verband hiermee heeft het onderzoek ter zitting van 23 september 2021 geen doorgang gehad. Het hof heeft het wrakingsverzoek in handen gesteld van de wrakingskamer.

1.8.

De wrakingskamer heeft bij beslissing van 22 oktober 2021 het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk verklaard voor zover dit berust op verwijzing naar de gepubliceerde nevenfuncties van L.B.M. Klein Tank, het wrakingsverzoek voor het overige buiten behandeling gesteld, bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van belanghebbende in de onderhavige zaak niet in behandeling wordt genomen en bepaald dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin dit zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

1.9.

De zitting heeft plaatsgevonden op 16 december 2021 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.10.

Belanghebbende is niet verschenen. De griffier heeft verklaard dat zij belanghebbende bij op 12 november 2021, met nummer [nummer] , aangetekend naar het door belanghebbende zelf opgegeven adres verzonden uitnodiging, waarvan een afschrift tot de stukken behoort, heeft kennis gegeven van datum, plaats en tijdstip van de zitting.

Tot de stukken van het geding behoort een kopie van het op de onderhavige uitnodiging betrekking hebbende gedeelte van de lijst van aangetekende verzendbewijzen en een schermprint van de op dat verzendbewijs betrekking hebbende statusinformatie.

Hieruit volgt dat de uitnodiging op 16 november 2021 is afgehaald bij een PostNL-punt. Dat belanghebbende de uitnodiging heeft ontvangen, volgt ook uit zijn brief van 16 november 2021 waarin hij heeft verzocht om uitstel van de zitting. Dat verzoek is afgewezen.

1.11.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.12.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende oefent in de vorm van een eenmanszaak een onderneming uit, namelijk een organisatie-, accountants- en (belasting)adviesbureau.

2.2.

Eind 2017 is de opdracht verstrekt tot het instellen van een boekenonderzoek. Op 15 februari 2018 heeft, in het kader van dat boekenonderzoek, een inleidend gesprek plaatsgevonden tussen de inspecteur en belanghebbende. Van het inleidend gesprek is een verslag gemaakt. In het verslag is onder meer het volgende vermeld:

“Aangiftes particulieren: per biljet € 100 (prijs 2018). In 2015 bedroeg dit € 95 per biljet. De aangiftes van partners worden als 1 biljet beschouwd.

De aangiftes particulieren worden bij de betreffende particulier ingevuld. Bij particulieren wordt met zijn/haar gegevens op de site van de Belastingdienst ingelogd en de aangifte ingediend. Er wordt geen gebruik gemaakt van de beconregeling. Bij particulieren wordt geen gebruik gemaakt van de aangiftesoftware van Elsevier.

Voor deze particuliere aangiften wordt geen reclame gemaakt.

(…)

Met betrekking tot de ontvangst particulieren heeft [belanghebbende] een registratie bijgehouden van het aantal aangiften per week. Geen registratie per naam.

(…)

Tijdens het inleidend gesprek heb ik scans gemaakt van de volgende documenten:

 Kladkasboek 2015 met registratie aangiften particulieren per week;

 (…)”.

Het verslag is op 15 februari 2018 per e-mail aan belanghebbende verzonden met het verzoek het verslag aan te passen mocht iets niet geheel juist of volledig zijn weergegeven. Belanghebbende heeft hierop niet gereageerd. Tot de gedingstukken behoren aantekeningen uit de verstrekte agenda over de periode 2 maart 2015 tot en met 19 april 2015.

2.3.

Op 28 februari 2018 heeft bij belanghebbende een boekenonderzoek plaatsgevonden.

2.4.

In zijn e-mail van 1 maart 2018 heeft de inspecteur belanghebbende verzocht om zijn privé-agenda over te leggen voor de jaren 2012 tot en met 2018. Het verzoek is als volgt toegelicht:

“Op 28 februari heb ik bij u een boekenonderzoek uitgevoerd.

Wij hebben toen onder andere gesproken over de omzet particulieren in verband met het invullen van de aangiften inkomstenbelasting.

U gaf aan dat u de afspraken met de particulieren in uw privé agenda heeft vermeld.

Omdat deze agenda gemengd gebruikt is, dient u deze in het kader van het boekenonderzoek ter inzage te geven.

U heeft mij de privé agenda 2015 niet ter inzage gegeven omdat u deze niet bewaard zou hebben.

Ik verzoek u nogmaals mij de agenda’s waarin de afspraken met de particuliere klanten zijn vermeld te verstrekken. Dit betreft de jaren 2012 tot en met de actuele agenda van het jaar 2018. Ik verzoek u mij deze agenda’s zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 9 maart 2018 ter inzage te geven.

Indien u geen gehoor geeft aan mijn verzoek ben ik genoodzaakt mij formeel op te stellen. Concreet betekent dat ik u een informatiebeschikking zal verstrekken. Ik hoop echter dat dit niet nodig is.”.

2.5.

Belanghebbende heeft aan het dit verzoek geen gevolg gegeven. In zijn e-mail van 13 maart 2018 heeft belanghebbende geschreven:

“Betreft uw mail d.d. 1 maart 2018

Inzake gemengde agenda

Zoals reeds meegedeeld betreft de omzet particulieren het invullen van belastingformulieren voor mensen in de vriendenkring.

Het zijn verzoeken waar ik geen nee op kan zeggen om de mensen niet voor het hoof te stoten/ uit socialiteit

Het is puur privé, vandaar in de privé agenda.

Zakelijk zit het me alleen maar in de weg en het is feitelijk als drs.mr. ook niet de bedoeling dat ik hier mijn tijd aan moet besteden.

De omzet uit particulieren boek ik in om de belasting erover te betalen.

Ze laten me ook meer komen om me weer eens te zien/voor het praatje/klankbord

Feitelijk is het betaald prive-visite.

(…)”.

In de tweede helft van maart 2018 hebben belanghebbende en de inspecteur gecorrespondeerd via e-mail.

2.6.

Met dagtekening 3 juli 2018 is ten aanzien van belanghebbende een informatiebeschikking gegeven. In de informatiebeschikking is onder meer het volgende vermeld:

“Op 28 februari 2018 hebben wij gesproken over de omzetverantwoording particulieren in verband met het invullen van de aangiften inkomstenbelasting.

U verklaarde dat u de afspraken met de particulieren in uw privé agenda heeft vermeld.

Omdat deze agenda gemengd gebruikt is, dient u deze in het kader van het boekenonderzoek ter inzage te geven. U heeft mij deze privé agenda's niet ter inzage gegeven omdat u deze niet bewaard zou hebben.

Op 1 maart 2018 heb ik u nogmaals verzocht om de agenda's waarin de afspraken met de particulieren klanten zijn vermeld te verstrekken. Dit betreft de jaren 2012 tot en met de actuele agenda van het jaar 2018.

Daarnaast zou ik graag willen weten of u van de contant ontvangen bedragen van particuliere klanten een registratie per dag onder vermelding van de naam van de betreffende klant heeft bijgehouden. Zo ja, dan zou ik graag deze registratie over de jaren 2012 tot en met 2018 ter inzage van u ontvangen.

(…)

Deze gevolgen gelden voor:

- aanslag/navorderingsaanslag inkomstenbelasting over de jaren 2012 tot en met 2015;

- aanslag/naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2015;”.

2.7.

De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de informatiebeschikking ongegrond verklaard.

2.8.

Belanghebbende heeft op 7 december 2018 een verzoek in het kader van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG) en een verzoek op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: WOB) ingediend. Op 31 december 2018 is beslist op beide verzoeken.

2.9.

De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard en belanghebbende in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na verzending van haar uitspraak aan het informatieverzoek te voldoen.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

  1. Heeft de inspecteur de hoorplicht geschonden?

  2. Heeft het onderzoek ter zitting van de rechtbank ten onrechte in afwezigheid van belanghebbende plaatsgehad?

  3. Is het bezwaar ten onrechte behandeld door een collega van dezelfde inspectie als degene die de informatiebeschikking heeft gegeven?

  4. Is de informatiebeschikking ten onrechte aan belanghebbende gegeven?

  5. Heeft de inspecteur ten onrechte niet voldaan aan verplichtingen ingevolge de WOB en de AVG?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de informatiebeschikking en niet-ontvankelijk verklaring van de inspecteur. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing