Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-01-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:41, 20/00625

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-01-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:41, 20/00625

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
12 januari 2022
Datum publicatie
20 januari 2022
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:41
Zaaknummer
20/00625

Inhoudsindicatie

Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en een boete opgelegd, omdat is geconstateerd dat belanghebbende gebruik heeft gemaakt van de openbare weg met een auto met buitenlands kenteken terwijl geen motorrijtuigenbelasting is betaald. De periode waarover de inspecteur heeft nageheven, vangt aan op de datum van export. Het hof is van oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk maakt (i) dat de auto haar pas vanaf een latere datum ter beschikking heeft gestaan of (ii) dat de auto belanghebbende in tussenliggende periodes niet ter beschikking stond. De naheffingsaanslag en de boete blijven daarom in stand.

Uitspraak

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer

Nummer: 20/00625

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (hierna: de rechtbank) van 28 september 2020, nummer SGR 20/3778 in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (hierna: mrb) over de periode 18 mei 2017 tot en met 22 oktober 2018 opgelegd. Tevens is bij beschikking een boete opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij hof Den Haag, dat op basis van de Regeling tijdelijke aanwijzing bevoegde gerechten voor bodemzaken rijksbelastingen de zaak heeft verwezen naar dit hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft in reactie op het verweerschrift een conclusie van repliek ingediend. De inspecteur heeft vervolgens een conclusie van dupliek ingediend.

1.6.

Het hof heeft belanghebbende op 18 augustus 2021 verzocht om een vertaling van de bijlagen in de Spaanse taal die bij de conclusie van repliek zijn gevoegd.

1.7.

Belanghebbende heeft in haar brief van 1 augustus 2021 gereageerd op de onder 1.6 vermelde brief van het hof.

1.8.

Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het hof. De griffier heeft deze pleitnota doorgestuurd naar de inspecteur.

1.9.

De zitting heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2021 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.10.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.11.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende staat sinds 3 oktober 2013 in de basisregistratie personen (hierna: BRP) ingeschreven op het adres [adres] in [woonplaats] .

2.2.

Op 23 oktober 2018 is tijdens een controle op de openbare weg geconstateerd dat belanghebbende een auto bestuurt van het merk BMW met het buitenlands kenteken [kenteken 1] (hierna: de auto).

2.3.

De datum van eerste inschrijving van de auto is 26 september 2013. Aan de auto is toen het Nederlandse kenteken [kenteken 2] toegekend. In het systeem van de RDW staat vermeld dat de auto op 17 mei 2017 is geëxporteerd.

2.4.

De auto stond ten tijde van de controle (zie 2.2) geregistreerd op naam van het Spaanse bedrijf [bedrijf] . Namens dat bedrijf is door [A] (hierna: [A] ), directeur-grootaandeelhouder, een verklaring afgelegd met datum 6 november 2020. Die verklaring luidt als volgt:

“Het is onbegrijpelijk dat de overheid van mening is dat zij ons voertuig langdurig in bezit had.

Wij verklaren nogmaals dat mevrouw [belanghebbende] het voertuig niet langer dan 1 uur heeft bestuurd en slechts een keer heeft zij namens ons de heer [A] opgehaald op Eindhoven Airport en het voertuig op 23 oktober 2018 bij hem afgeleverd.

Hiervoor en hierna heeft zij absoluut geen gebruikt gemaakt van ons voertuig en zijn verbaasd over deze beschuldigingen en wijzen deze beschuldigingen van de hand.”.

2.5.

Belanghebbende heeft voor de auto geen aangifte mrb gedaan en evenmin heeft zij voor de auto mrb voldaan.

2.6.

Met dagtekening 27 februari 2019 is aan belanghebbende een naheffingsaanslag mrb opgelegd van € 3.877, berekend over de periode 18 mei 2017 tot en met 22 oktober 2018 (hierna: de naheffingsaanslag). Gelijktijdig is een boetebeschikking gegeven van € 3.877.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Is de naheffingsaanslag terecht en naar het juiste bedrag vastgesteld?

II. Is de boete terecht opgelegd en is de hoogte daarvan passend en geboden?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de naheffingsaanslag en de boetebeschikking. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing