Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-03-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:753, 20/00712

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-03-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:753, 20/00712

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
2 maart 2022
Datum publicatie
6 april 2022
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:753
Zaaknummer
20/00712

Inhoudsindicatie

Heeft belanghebbende recht op vooraftrek van op facturen vermelde omzetbelasting? Het hof beantwoordt deze vraag ontkennend. De facturen voldoen niet aan de formele voorwaarden. Aan de materiële voorwaarden wordt ook niet voldaan, aangezien onvoldoende duidelijkheid bestaat over de identiteit van degene die de facturen heeft uitgereikt en niet vastgesteld kan worden of degene die de facturen heeft uitgereikt belastingplichtig is. Het hof acht een boete van 25% passend en geboden, met dien verstande dat de boete verder verminderd wordt wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 20/00712

Uitspraak op het hoger beroep van

Fiscale eenheid [A BV] en [B BV] .,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

en het incidentele hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) 16 oktober 2020, nummer BRE 19/5229, in het geding tussen belanghebbende en de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 30 december 2017 aan belanghebbende een naheffingsaanslag omzetbelasting over de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2015 (hierna: de naheffingsaanslag) opgelegd. Gelijktijdig is aan belanghebbende een boetebeschikking (hierna: de boetebeschikking) opgelegd en bij beschikking belastingrente in rekening gebracht (hierna: de beschikking belastingrente).

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag, boetebeschikking en beschikking belastingrente.

1.3.

De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar voor zover dit ziet op de boetebeschikking gegrond verklaard. De inspecteur heeft de boetebeschikking verminderd.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard voor zover het is gericht tegen de boetebeschikking en voor het overige ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

De inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft schriftelijk gereageerd op het incidentele hoger beroep.

1.7.

Belanghebbende heeft vóór de zitting een nader stuk ingediend. In het nader stuk heeft belanghebbende aangekondigd dat zij [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) en [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ) als getuigen wenst te horen op de zitting bij het hof.

1.8.

De zitting heeft plaatsgevonden op 17 december 2021 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen namens belanghebbende, [C] (hierna: [C] ), en de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde] , alsmede, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.9.

[getuige 1] is als getuige op de zitting verschenen. Van het getuigenverhoor is een proces-verbaal opgesteld dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden. [getuige 2] is, wegens verhindering, niet op de zitting verschenen.

1.10.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.11.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende bestaat uit de vennootschappen [A BV] (hierna: [A BV] ) en [B BV] . (hierna: [B BV] ). [A BV] en [B BV] vormen zowel voor de vennootschapsbelasting als voor de omzetbelasting een fiscale eenheid. [C] (hierna: [C] ) is enig aandeelhouder van [A BV] . [A BV] is enig aandeelhouder van [B BV] . [A BV] en [B BV] zijn actief op het gebied van de metaalbewerking, machine- en constructiebouw.

2.2.

[C] is in de periode 21 maart 2013 tot 7 oktober 2016 tevens enig aandeelhouder van [D BV] Deze vennootschap hanteert de handelsnamen [D BV] en [E BV] (hierna aangeduid als: [E BV] ).

2.3.

De Belastingdienst heeft een boekenonderzoek bij belanghebbende uitgevoerd. Voor zover in de onderhavige procedure relevant is onderzoek gedaan naar de aanvaardbaarheid van de door belanghebbende met betrekking tot de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2015 ingediende aangiften omzetbelasting (hierna: de aangiften).

2.4.

Tijdens het boekenonderzoek zijn twijfels gerezen over de vraag of 40 in de administratie van belanghebbende opgenomen facturen (hierna: de facturen) echt zijn.

2.5.

Het op de facturen vermelde bedrag aan omzetbelasting bedraagt in totaal € 12.234. Belanghebbende heeft dit bedrag in de met betrekking tot de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2015 ingediende aangiften als vooraftrek in aanmerking genomen.

2.6.

De afgenomen diensten worden, onder vermelding van het aantal manuren, op de facturen omschreven als “(las)werkzaamheden werkplaats”. De geleverde goederen worden omschreven als lasmaterialen.

2.7.

De facturen zijn geadresseerd aan [B BV] . Op de facturen is [E] als facturerende partij vermeld, met dien verstande dat op de facturen ook de naam [F] is opgenomen. De facturen vertonen qua lay-out gelijkenis met de door [B BV] opgestelde facturen. Op de facturen wordt KvK-nummer [KVK-nummer] (hierna: het KvK-nummer) en BTW-identificatienummer [BTW-nummer] (hierna: het BTW-identificatienummer) vermeld. Dit is het op 8 april 2013 respectievelijk 22 april 2013 vervallen KvK- respectievelijk BTW-identificatienummer van de door [G] (hierna: [G] ) gedreven eenmanszaak [H] respectievelijk [E] . De bedrijfsactiviteiten van [H] bestaan uit de handel in en reparatie van auto’s, motorfietsen en aanhangers. De bedrijfsactiviteiten van [E] bestaan uit de exploitatie van een groothandel in auto-accessoires. De merknaam van deze accessoires is [F] .

2.8.

[G] en de door hem gedreven eenmanszaken zijn op [datum] 2013 failliet verklaard.

2.9.

Belanghebbende heeft in de jaren 2008 tot en met 2012 leningen met een totaalbedrag van € 132.846 aan [G] verstrekt (hierna: de vordering).

2.10.

[E BV] heeft nadat [G] failliet is verklaard een gedeelte van de voorheen door [E] gedreven handel in auto-accessoires overgenomen. [E BV] heeft in dit verband een gedeelte van de bedrijfsvoorraad van [E] overgenomen. Er is een geschil ontstaan tussen [C] en de bij het faillissement betrokken curatoren over de te hanteren overnameprijs. Namens de curatoren hebben medewerkers van [J] advocaten (per e-mail) met [C] onderhandeld over de overnameprijs. In de (e-mail)correspondentie die betrekking heeft op deze onderhandelingen, waaronder een e-mail van 18 april 2014, staat in de onderwerpregel “ [G] /Faillissement”.

2.11.

In het kader van het controleonderzoek heeft de controleambtenaar bij brief met dagtekening 23 januari 2017 de volgende vraag aan [G] gesteld:

‘(…) Tijdens een onderzoek bij een onderneming is vastgesteld dat er facturen van [F] in de administratie aanwezig zijn. Deze facturen hebben betrekking op door u voor een bepaalde tijd 'uitgevoerde werkzaamheden werkplaats'. Op de facturen wordt ook omzetbelasting in rekening gebracht.

Deze facturen hebben ook betrekking op de periode na 22 april 2013.

De facturen werden volgens de administratie van deze onderneming contant aan u uitbetaald.

Mijn vraag aan u is dus of het klopt dat u na 22 april 2013 nog facturen voor werkzaamheden hebt uitgereikt? En of u deze facturen uitbetaald hebt gekregen. Graag ontvang ik van u een overzicht van de door u uitgereikte facturen vanaf 1 januari 2012 met de naam van opdrachtgever en de betalingen daarop. Dit overzicht mag u mij in een exceloverzicht mailen. (…)’

2.12.

[G] heeft bij e-mail van 31 januari 2017 als volgt op deze vragenbrief gereageerd:

‘U stuurt mij de vraag over facturen helaas ben ik niet meer in bezit van de Admin sinds het faillissement

dit ligt bij de curator deze kunt u daar opvragen, Ik mag en kan daar zelf niet meer bij.

Helaas kan ik u deze vraag niet zo beantwoorden is ook al een tijd geleden , maar wij deden niets contant alles ging per bank dat weet ik wel.

De naam klopt niet dit moet zijn [H] / [E] ; [F] werd gebruikt als merknaam voor de producten’

2.13.

De controleambtenaar heeft hierop bij e-mail van 31 januari 2017 een voorbeeld van de facturen aan [G] verstrekt met de vraag of dit een door hem verstrekte factuur is. [G] heeft bij e-mail van 1 februari 2017 verklaard dat dit een factuur is van na het faillissement en dat hij niet bekend is met de factuur.

2.14.

Bij e-mail van 21 februari 2017 heeft de controleambtenaar aan het (toenmalige) administratiekantoor van belanghebbende gevraagd wat de verklaring is voor het feit dat het door middel van de facturen uit de periode 1 januari 2015 tot 30 april 2015 gefactureerde bedrag van, in totaal, € 90.425 in de fiscale balans van belanghebbende met de vordering is verrekend, terwijl dit bedrag daarnaast ook als kasbetaling is geboekt. Het administratiekantoor heeft bij e-mail van 24 februari 2017 geantwoord dat deze facturen aanvankelijk als kosten in de kas zijn geboekt en vervolgens zijn verrekend met de vordering. Deze wijze van boeking heeft volgens het administratiekantoor het kassaldo niet beïnvloed.

2.15.

De bevindingen uit het controleonderzoek zijn vastgelegd in een controlerapport met dagtekening 6 juli 2017. In dit rapport is het voornemen aangekondigd om de onderhavige naheffingsaanslag op te leggen, met dien verstande dat de naheffing enerzijds gebaseerd is op weigering van aftrek van de op de facturen vermelde omzetbelastingbedragen en anderzijds op correctie van de ter zake van de aankoop van een Renault Master in aanmerking genomen vooraftrek. Bovendien is in het controlerapport het voornemen aangekondigd om gelijktijdig met het opleggen van de naheffingsaanslag een vergrijpboete van 50% op te leggen.

2.16.

In lijn met hetgeen in het controlerapport is aangekondigd, heeft de inspecteur op 30 december 2017 de naheffingsaanslag opgelegd naar een bedrag van € 13.357. De naheffing wegens weigering van aftrek van de op de facturen vermelde omzetbelastingbedragen bedraagt € 12.234. De naheffing wegens correctie van de ter zake van de Renault Master toegepaste vooraftrek bedraagt € 1.123. Gelijktijdig met de naheffingsaanslag is aan belanghebbende de boetebeschikking van € 6.678 opgelegd en de beschikking belastingrente van € 1.325 afgegeven.

2.17.

Op 27 februari 2018 is de vordering voor de gehele nominale waarde van € 132.846 op verzoek van belanghebbende in het faillissement van [G] op de lijst van (voorlopig) erkende concurrente schuldeisers opgenomen.

2.18.

Bij brief met dagtekening 8 november 2018 heeft de inspecteur de volgende aanvullende vragen aan [G] gesteld:

‘(…) 1. Heeft u in de periode tussen [datum] 2013 en 31 december 2015 werkzaamheden verricht voor [A BV] , [B BV] en/of dhr. [C] ?

2. Indien dit het geval is welke werkzaamheden en/of leveringen zijn er door u verricht?

3. Heeft u voor deze werkzaamheden en/of leveringen facturen met omzetbelasting uitgereikt?

4 . Op welke wijze zijn de betalingen voor deze werkzaamheden en/of leveringen aan u gedaan (contant, via bank)?

5. Bent u nog in het bezit van bescheiden die deze betalingen kunnen aantonen, zo ja, wilt u mij die dan toesturen? (…)’

2.19.

Bij e-mail van 8 november 2018 heeft [G] deze vragen als volgt beantwoord:

‘(…) Nee ik heb niet gewerkt voor [A BV] of dhr [C]

Ik ben na het faillissement ingestort/overspannen. Dit heeft tot op de dag van vandaag nog zijn uitwerkingen.

Heb verder ook geen contact meer met [A BV] of dhr [C] . (…)’

2.20.

Desgevraagd heeft [G] bij e-mail van 9 november 2018 bevestigd dat hij in de periode [datum] 2013 tot en met 31 december 2015 geen werkzaamheden voor [B BV] . heeft verricht.

2.21.

De inspecteur heeft op 30 augustus 2019 uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar gegrond verklaard voor zover dit ziet op de boetebeschikking. De inspecteur heeft de boetebeschikking verminderd tot € 6.117. De vermindering van de boetebeschikking heeft te maken met vernietiging van het boetebedrag dat ziet op de naheffing met betrekking tot de Renault Master.

2.22.

De rechtbank heeft het beroep gericht tegen de uitspraak op bezwaar gegrond verklaard voor zover het is gericht tegen de boetebeschikking, de uitspraak op bezwaar vernietigd voor zover deze ziet op de boetebeschikking, de boetebeschikking vernietigd, het beroep voor het overige ongegrond verklaard, de inspecteur veroordeeld in de kosten van het geding bij de rechtbank van € 1.050 en gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 345 vergoedt.

2.23.

In hoger beroep heeft belanghebbende schriftelijke verklaringen overgelegd die door twee werknemers, [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) en [K] (hierna: [K] ), zijn ondertekend.

2.24.

De door [getuige 1] ondertekende verklaring met dagtekening 13 januari 2021 luidt als volgt:

‘Bij deze verklaar ik, [getuige 1] , gezien te hebben dat de heer [G] de poort geleverd heeft. Tevens heb ik gezien dat de heer [G] geld overhandigd kreeg en een A4 papier vast had met iets roods erop. Later bleek dit de factuur te zijn.

Wanneer ik hoorde van het vonnis kon ik mijn oren niet geloven, te gek voor woorden dit. Hoe bestaat het dat de heer [G] hier zo mee weg komt! De poort staat er wel degelijk, waar zou hij anders vandaan komen? De heer [G] heeft de poort geleverd en mijn collega heeft hem zelfs geholpen met het lossen hiervan.

Gezien ik dit een ongelooflijk vreemd verhaal vindt ben ik bereid om mijn verklaring te doen in uw rechtbank.

Hopende u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.’

2.25.

De door [K] ondertekende verklaring met dagtekening 15 januari 2021 luidt als volgt:

‘Hierbij wil ik u mededelen dat de poort op [adres] in [plaats] geleverd is door [G] . Ik ben hier heel zeker van omdat ik geholpen heb de aanhanger (waar de poort op lag) te lossen.

Later heb ik geholpen met het rechtzetten van de poort met onze heftruck, ook met het monteren heb ik meegeholpen.

Voor het monteren plaats kon vinden heb ik er voor gezorgd dat de staanders in het beton geplaatst werden.

Mocht het nodig zijn ben Ik bereid mij bij u te melden.’

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

1. Heeft de inspecteur terecht de door belanghebbende toegepaste vooraftrek van de op de facturen vermelde omzetbelastingbedragen nageheven?

2. Heeft de rechtbank terecht de boetebeschikking vernietigd?

3.2.

Belanghebbende verzet zich niet tegen de naheffingsaanslag voor zover deze betrekking heeft op correctie van de ter zake van de Renault Master in aanmerking genomen vooraftrek. Het na te heffen bedrag aan omzetbelasting bedraagt derhalve in ieder geval € 1.123.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar, vermindering van de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 1.123, dienovereenkomstige vermindering van de beschikking belastingrente en vernietiging van de boetebeschikking. De inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en ongegrondverklaring van het bij de rechtbank ingestelde beroep.

4 Gronden

5 Beslissing