Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 16-03-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:867, 21/00670
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 16-03-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:867, 21/00670
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 16 maart 2022
- Datum publicatie
- 6 april 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2022:867
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2021:1457, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 21/00670
Inhoudsindicatie
Belanghebbende woont in Portugal, waar hij een aanslag IB heeft ontvangen naar een te betalen bedrag. Belanghebbende claimt in Nederland een (aanvullende) aftrek in verband met de persoonlijke en gezinssituatie (zorgkosten en algemene heffingskorting en ouderenkorting). Volgens belanghebbende is de Portugese aanslag namelijk onjuist en moet deze een nihilaanslag zijn. Het hof gaat uit van de juistheid van de Portugese aanslag. Voor dat geval is niet in geschil dat belanghebbende in Nederland geen recht heeft op een (aanvullende) aftrek in verband met de persoonlijke en gezinssituatie. Belanghebbende heeft ook overigens geen recht op de algemene heffingskorting en de ouderenkorting.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 21/00670
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] (Portugal),
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 24 maart 2021, nummer BRE 19/4343 in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft de aanslag inkomstenbelasting (hierna: IB) 2016 opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
In zijn stuk van 1 februari 2022 heeft belanghebbende (wederom) verzocht om uitstel van de op 25 februari 2022 geplande zitting. Dit verzoek is door het hof bij brief van 3 februari 2022 afgewezen.
Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.
De zitting heeft plaatsgevonden op 25 februari 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daaraan zijn verschenen [A] namens belanghebbende en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] .
De inspecteur heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.
2 Feiten
Belanghebbende is geboren op [geboortedatum] 1949. Sinds 22 juni 2015 woont hij samen met zijn echtgenote, [de echtgenote] , in Portugal. Zij woonden het hele jaar 2016 in Portugal. De echtgenote is overleden op [datum] 2017.
Belanghebbende heeft op 22 maart 2017 de aangifte IB 2016 ingediend. De aangifte is ingediend naar het volgende belastbare inkomen uit werk en woning:
AOW-uitkeringen SVB |
€ |
10.044 |
Pensioeninkomsten Stichting Pensioenfonds ABP |
€ |
21.631 |
Specifieke zorgkosten |
€ |
-5.103 |
Belastbaar inkomen uit werk en woning |
€ |
26.572 |
Belanghebbende heeft aangegeven dat hij aangemerkt kan worden als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige.
De inspecteur heeft de aanslag IB 2016 met dagtekening 12 oktober 2018 vastgesteld. Bij de vaststelling van de aanslag is afgeweken van de aangifte. De aanslag is vastgesteld naar het volgende belastbare inkomen uit werk en woning:
AOW-uitkeringen SVB |
€ |
10.044 |
Pensioeninkomsten Stichting Pensioenfonds ABP |
€ |
21.631 |
Belastbaar inkomen uit werk en woning |
€ |
31.675 |
Belanghebbende is niet als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige aangemerkt en er is geen heffingskorting in aanmerking genomen.
Belanghebbende heeft tegen de aanslag IB 2016 bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de aanslag IB 2016 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 21.631, met handhaving van de overige elementen van de aanslag. Niet langer in geschil is namelijk dat het heffingsrecht over de AOW-uitkering aan Portugal is toegewezen en Nederland daarom daarover niet mag heffen.
In Portugal heeft belanghebbende een aanslag IB 2016 naar een te betalen bedrag van € 1.424,85 ontvangen (hierna: de Portugese aanslag IB 2016).
In Portugal zijn aan belanghebbende over 2017, 2018 en 2019 nihilaanslagen IB opgelegd.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
-
Kan belanghebbende worden aangemerkt als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige in de zin van artikel 7.8 Wet IB 2001 in samenhang met artikel 21bis, lid 1, Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 (hierna: UBIB 2001) met als gevolg dat belanghebbende recht heeft op persoonlijke tegemoetkomingen?
-
Heeft belanghebbende (rechtstreeks) recht op persoonlijke tegemoetkomingen op grond van het Unierecht?
-
Heeft belanghebbende overigens recht op de algemene heffingskorting en de ouderenkorting voor de IB?
Belanghebbende concludeert tot vermindering van de aanslag. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.