Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 10-07-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:2224, 22/872 tot en met 22/878, 22/885 en 22/886

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 10-07-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:2224, 22/872 tot en met 22/878, 22/885 en 22/886

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
10 juli 2024
Datum publicatie
21 november 2024
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2024:2224
Formele relaties
Zaaknummer
22/872 tot en met 22/878, 22/885 en 22/886

Inhoudsindicatie

Aan belanghebbende zijn (navorderings)aanslagen IB/PVV 2008 tot en met 2014 en de aanslag Zvw 2014 opgelegd, waarbij een groot aantal correctieposten in box 1, 2 en 3 in aanmerking is genomen. Ten aanzien van deze belastingaanslagen is een groot aantal punten in geschil:

- Heeft belanghebbende de vereiste aangiften gedaan? In dat kader is ook in geschil of belanghebbende voor alle jaren met uitzondering van 2011 en 2012 is uitgenodigd tot het doen van de aangiften.

- Woonde belanghebbende ook van november 2010 tot september 2014 in Nederland?

- Is de verlengde navorderingstermijn van toepassing ten aanzien van de correctiepost “afromen van winsten”?

- Zijn de door de inspecteur bepleite correctieposten terecht en niet te hoog?

- Heeft de inspecteur zich terecht beroepen op interne compensatie en is het verbod op reformatio in peius geschonden?

- Heeft belanghebbende recht op vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep?

- Heeft belanghebbende recht op vergoeding van de werkelijke kosten van het geding?

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummers: 22/872 tot en met 22/878, 22/885 en 22/886

Uitspraak op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur,

en op het hoger beroep en het incidenteel hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [plaats] ,

hierna: belanghebbende of [belanghebbende] ,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 24 maart 2022, nummers BRE 19/4150 tot en met 19/4157, in het geding tussen belanghebbende, de inspecteur en

de Minister van Justitie en Veiligheid,

hierna: de minister.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2008 tot en met 2010, navorderingsaanslagen inkomstenbelasting (hierna: IB) 2011 en 2012, de aanslag IB 2013, de aanslag IB/PVV 2014 en de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) 2014 opgelegd. Tevens is telkens bij beschikking heffingsrente dan wel belastingrente (hierna samen: rente) in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep betreffende de aanslag Zvw 2014 ongegrond verklaard, de overige beroepen gegrond verklaard en nevenbeslissingen gegeven met betrekking tot de vergoeding van immateriële schade, de proceskosten en het griffierecht.

1.4.

De inspecteur heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof voor zover de uitspraak ziet op de (navorderings)aanslagen IB(/PVV) 2008 tot en met 2014, bij het hof bekend onder nummers 22/872 tot en met 22/878. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend en tevens incidenteel hoger beroep ingesteld betreffende de belastingaanslagen IB(/PVV) 2008 tot en met 2013 (nummers 22/872 tot en met 22/877).

1.5.

Belanghebbende heeft voorts hoger beroep ingesteld bij het hof voor zover de uitspraak van de rechtbank ziet op de aanslagen IB/PVV en Zvw 2014, bij het hof bekend onder nummers 22/885 en 22/886. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Beide partijen hebben aangegeven digitaal (via Mijn rechtspraak) te willen procederen.

1.6.

Het hof heeft mr. A.J. Kromhout aangewezen als raadsheer-commissaris om (een gedeelte van) het vooronderzoek te verrichten.1

1.7.

Belanghebbende heeft vóór de zitting voor de raadsheer-commissaris nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.

1.8.

De zitting voor de raadsheer-commissaris voor het geven van inlichtingen heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2023 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] , als gemachtigden van belanghebbende en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] . Op deze zitting zijn gelijktijdig behandeld de onderhavige zaken en de zaken met de nummers 22/852 tot en met 22/871 en 22/879 tot en met 22/884.

1.9.

De raadsheer-commissaris heeft het onderzoek op de zitting geschorst en daarbij bepaald dat het vooronderzoek wordt voortgezet. Vervolgens heeft de raadsheer-commissaris partijen verzocht schriftelijk inlichtingen te geven en/of stukken in te zenden. Partijen hebben aan dit verzoek voldaan.

1.10.

Van de zitting voor de raadsheer-commissaris is een proces-verbaal opgemaakt dat aan het dossier is toegevoegd en aan partijen digitaal ter beschikking is gesteld.

1.11.

Partijen hebben vóór de zitting van de meervoudige kamer nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de andere partij.

1.12.

De inspecteur heeft voor die zitting voorts een gemeenschappelijke pleitnota met drie bijlagen toegezonden aan het hof ter zake van de gelijktijdig ter zitting behandelde zaken van de verschillende belanghebbenden. De griffier heeft deze pleitnota doorgestuurd naar belanghebbende. Deze pleitnota wordt met instemming van partijen geacht ter zitting te zijn voorgelezen. Belanghebbende heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de bij deze pleitnota behorende bijlagen.

1.13.

Belanghebbende heeft voor de in 1.11 bedoelde zitting een pleitnota met één bijlage toegezonden aan het hof. De griffier heeft deze pleitnota doorgestuurd naar de inspecteur. Deze pleitnota wordt met instemming van partijen geacht ter zitting te zijn voorgelezen. De inspecteur heeft geen bezwaar gemaakt tegen overlegging van de bij deze pleitnota behorende bijlage.

1.14.

De zitting van de meervoudige kamer heeft plaatsgevonden op 8 februari 2024 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] , als gemachtigden van belanghebbende en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] . Op deze zitting zijn gelijktijdig behandeld de onderhavige zaken en de zaken met de nummers 22/852 tot en met 22/871 en 22/879 tot en met 22/884.

1.15.

Ter zitting heeft belanghebbende het incidenteel hoger beroep ingetrokken voor zover het betrekking heeft op belastingaanslagen die door de rechtbank zijn vernietigd. Het gaat om de navorderingsaanslagen IB/PVV 2008, 2009 en 2010 en de daarmee corresponderende hoger beroepen met de nummers 22/00872 tot en met 22/00874.

1.16.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.17.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Voor een weergave van de algemene feiten die voor alle gelijktijdig ter zitting behandelde zaken van belang zijn, verwijst het hof naar de bijlage bij deze uitspraak (hierna: bijlage).

Nadere feiten betrekking hebbende op belanghebbende

2.2.

Belanghebbende - in de bijlage alsmede in deze uitspraak aangeduid als [belanghebbende] - heeft in de jaren 2008 tot en met 2014 loon ontvangen van [bedrijf 6] BV en dit loon in zijn aangiften verantwoord.

2.3.

Belanghebbende is op 29 november 2010 in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens uitgeschreven van het adres [adres 1] te [plaats] in Nederland met de aanduiding dat belanghebbende is vertrokken naar [ land 1] .

2.4.

Gedurende de periode 29 november 2010 tot en met 1 september 2014 heeft belanghebbende volgtijdelijk ingeschreven gestaan op de volgende [ land 1] adressen:

[adres 3] , [adres 4]

[ land 1] [adres 5]

[ land 1] .

2.5.

Per 1 september 2014 heeft belanghebbende zich weer in Nederland ingeschreven op het adres [adres 1] te [plaats] .

2.6.

Belanghebbende heeft voor de jaren 2008 tot en met 2014 de volgende aangiften IB/PVV naar de volgende bedragen gedaan:

Jaar

Soort aangifte

Belastbaar inkomen in…

box 1

box 2

box 3

2008

Aangifte wereldinkomen

71.335

2009

Aangifte wereldinkomen

57.4192

2.932

2010

Aangifte migratie

36.095

1.095

2011

Aangifte buitenland

50.714

2012

Aangifte buitenland

81.4623

2013

Aangifte buitenland

60.000

2014

Aangifte wereldinkomen

23.964

195.993

104.102

2.7.

In het rapport fiscaal onderzoek ten aanzien van belanghebbende (bijlage nr. 1.45; hierna: het onderzoeksrapport) heeft de inspecteur geconcludeerd dat belanghebbende meer inkomen heeft genoten dan hij heeft aangegeven in zijn aangiften IB/PVV 2008 tot en met 2014 en Zvw 2014.

2.8.

Omdat voor de jaren 2008 tot en met 2012 al eerder aanslagen waren opgelegd, conform de door belanghebbende ingediende aangiften, heeft de inspecteur voor de correcties in die jaren navorderingsaanslagen opgelegd. Voor de jaren 2013 en 2014 heeft de inspecteur de correcties verwerkt in de aanslagen. De in geschil zijnde belastingaanslagen zijn naar de volgende heffingsgrondslagen vastgesteld, waarbij tevens beschikkingen heffingsrente dan wel belastingrente tot de volgende bedragen zijn genomen:

Belastbaar inkomen in €

dan wel bijdrage-inkomen

Rente in €

box 1

box 2

box 3

IB/PVV

2008

1.159.972

25.431

180.960

IB/PVV

2009

728.142

28.610

95.823

IB/PVV

2010

1.824.634

50.621

218.281

IB

2011

2.143.156

21.230

161.540

229.108

IB

2012

1.872.236

21.230

194.743

166.070

IB

2013

347.063

21.230

191.394

28.957

IB/PVV

2014

359.660

217.223

236.537

26.501

Zvw

2014

27.414

136

2.9.

De rechtbank heeft de navorderingsaanslagen IB/PVV 2008 tot en met 2010 vernietigd, de aanslag Zvw 2014 gehandhaafd en de overige belastingaanslagen verminderd en wel tot de volgende belastbare inkomens:

Belastbaar inkomen in €

box 1

box 2

box 3

IB

2011

68.367

17.000

0

IB

2012

112.614

17.000

0

IB

2013

101.399

17.000

0

IB/PVV

2014

359.660

217.223

0

2.10.

Met betrekking tot de ingediende aangiften IB/PVV blijkt uit het door de Belastingdienst gehanteerde aanslagbelastingsysteem (ABS) het volgende, waarbij Becon-uitstel staat voor belastingconsulentenuitstel:

Jaar

Datum

uitnodiging

Datum ontvangst verzoek Becon-

uitstel

Becon-uitstel verleend tot

Datum herinnering

Uiterste reactiedatum

Datum

indiening aangifte

2008

28 februari 2009

14 april 2009

1 mei 2010

11 december 2009

2009

27 februari 2010

19 april 2010

1 mei 2011

25 maart 2011

2010

28 februari 2011

19 april 2011

1 mei 2012

30 mei 2012

13 juni 2012

15 juni 2012

2011

-

-

-

26 april 2013

2012

-

-

-

6 juni 2013

2013

28 februari 2014

21 maart 2014

1 mei 2015

29 april 2015

2014

28 februari 2015

-

-

8 juni 2017

2.11.

Voor het doen van aangifte voor het jaar 2014 heeft belastingadviseur [naam 4] vijf maal verzocht om bijzonder uitstel. Het eerste verzoek is gedaan in april 2016; het laatste verzoek in maart 2017. In de verzoeken is vermeld:

“Belanghebbende is als verdachte betrokken in een strafrechtelijk onderzoek van het OM te [plaats 4] . Het onderzoek richt zich op een 4-tal coffeeshops die onder de naam [coffeeshop 4] opereren. Het onderzoek strekt zich o.a. uit over het jaar 2014. Zeer recentelijk bekend geworden processen verbaal van het onderzoek werpen mogelijk een ander licht op de voorraadwaardering per balansdatum, alsmede de fiscale winstbepaling, omdat de administratie in beslag is genomen hebben wij voor de aangifte meer tijd nodig. Het onderzoek bevindt zich volgens het OM in een afrondende fase en volgens mededeling van het OM kunnen we na de zomer het eind proces-verbaal tegemoet zien.”.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

  1. Heeft belanghebbende de vereiste aangiften IB(/PVV) 2008 tot en met 2014 gedaan?

  2. Dient belanghebbende in de periode dat hij stond ingeschreven in [ land 1] , namelijk van 29 november 2010 tot en met 1 september 2014, te worden aangemerkt als binnenlands belastingplichtige?

  3. Heeft de inspecteur ten onrechte de in geschil zijnde belastingaanslagen vastgesteld dan wel zijn deze tot te hoge bedragen vastgesteld?

  4. Beroept de inspecteur zich ten aanzien van de correctiepost “afromen van winsten” ten onrechte op de verlengde navorderingstermijn?

  5. Heeft belanghebbende recht op vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep?

  6. Heeft belanghebbende recht op vergoeding van de werkelijke kosten van het geding?

3.2.

De inspecteur concludeert tot vermindering van de belastingaanslagen en tot afwijzing van de nevenvorderingen.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging dan wel vermindering van de belastingaanslagen en tot toewijzing van de nevenvorderingen.

4 Gronden

5 Beslissing