Home

Hoge Raad, 21-04-1993, BH8556, 28 418

Hoge Raad, 21-04-1993, BH8556, 28 418

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
21 april 1993
Datum publicatie
23 november 2021
ECLI
ECLI:NL:HR:1993:BH8556
Zaaknummer
28 418

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting; Artikel 9 Wet IB 1964; toerekening boekwaarde of lagere bedrijfswaarde; goed koopmansgebruik.

Uitspraak

Hoge Raad der Nederlanden

D e r d e k a m e r

Nr. 28.418

21 april 1993

PdM

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 5 juli 1991 betreffende de aan [X] te [Z] voor het jaar 1988 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting.

1. Aanslag en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is voor het jaar 1988 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 104.821,--.

Belanghebbende is tegen die aanslag, met schriftelijke toestemming van de Inspecteur op de voet van artikel 26, lid 3, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, rechtstreeks in beroep komen bij het Hof. Het Hof heeft de aanslag verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van f 92.531,--. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Belanghebbende heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden.

3. Beoordeling van het middel van cassatie

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan:

In 1988 heeft belanghebbende twee in zijn glastuinbouwbedrijf gebezigde oude warenhuizen met een oppervlakte van in totaal 3.738 m² laten slopen en vervangen door een nieuw warenhuis met een oppervlakte van 3.762 m², dat op 1 november 1988 in gebruik is genomen. De kostprijs van het nieuwe warenhuis bedroeg, afgerond, f 260.000,--.

De boekwaarde van de gesloopte warenhuizen bedroeg op de sloopdatum, 1 september 1988, in totaal f 20.330,--, waarvan een gedeelte, groot f 6.360,--, betrekking had op de oude verwarming, die in het nieuwe warenhuis opnieuw is gebruikt en voor ditzelfde bedrag is geactiveerd onder de post ‘’verwarming nieuw warenhuis''. Het restant van de boekwaarde van de gesloopte warenhuizen, groot f 13.970,--, heeft belanghebbende in 1988 ten laste van zijn winst gebracht. De bedrijfswaarde van de gesloopte warenhuizen bedroeg op de sloopdatum f 7.500.--. Bij het vaststellen van de aanslag heeft de Inspecteur de afboeking van f 13.970,-- niet aanvaard.

3.2. Het Hof heeft - in cassatie niet bestreden - geoordeeld dat goed koopmansgebruik toelaat voorafgaande aan de sloop van de twee oude warenhuizen deze af te boeken op de lagere bedrijfswaarde, waardoor in 1988 een verlies tot uitdrukking wordt gebracht van f 13.970,-- minus f 7.500,-- = f 6.470,--.

3.3. Het Hof heeft voorts geoordeeld dat geen sprake was van het vrijmaken van de grond van een opstal die voorheen in de desbetreffende onderneming niet dienst deed als bedrijfsmiddel, of die daarin een geheel andere functie had dan de nieuw te stichten opstal zou verkrijgen, dat sprake was van vervanging van bedrijfsmiddelen, te weten twee in de bedrijfsuitoefening versleten warenhuizen, door een functioneel zelfde bedrijfsmiddel, het nieuwe warenhuis, en dat het vrijkomen van de grond waarop het warenhuis was gebouwd, wel het onvermijdelijke gevolg, maar niet het beoogde doel van die vervanging was. Het Hof heeft daaraan de gevolgtrekking verbonden dat hetgeen belanghebbende bij de sloop heeft opgeofferd - de bedrijfswaarde van de oude warenhuizen - niet dient te worden toegerekend aan de grond, doch dat goed koopmansgebruik meebrengt deze waarde te beschouwen als onderdeel van de kostprijs van het nieuwe warenhuis.

Het Hof heeft vervolgens geoordeeld dat de bedrijfswaarde van het nieuwe warenhuis naar het eenstemmig oordeel van partijen f 7.500,-- lager was dan de aldus berekende kostprijs, en dat op die grond tot dat bedrag nog een verlies in aanmerking kan worden genomen.

3.4. Het middel strekt ten betoge dat, anders dan het Hof heeft beslist, de bedrijfswaarde van de oude opstallen aan de grond had behoren te worden toegerekend, en dat aldus geen afschrijfbaar activum is ontstaan.

3.5. In een geval als het onderhavige - waarin naar het Hof heeft geoordeeld, sprake is van de vervanging van twee in de bedrijfsuitoefening versleten warenhuizen door een functioneel zelfde bedrijfsmiddel, het nieuwe warenhuis, dat van vrijwel dezelfde omvang is als de gesloopte warenhuizen - noopt goed koopmansgebruik niet tot de toerekening van de boekwaarde of de bedrijfswaarde van de versleten warenhuizen aan de kostprijs van het nieuwe bedrijfsmiddel. Daaraan doet niet af dat, naar 's Hofs uitspraak uitwijst, aan het gesloopte object nog een verhoudingsgewijs geringe bedrijfswaarde kon worden toegekend.

3.6. Het Hof heeft derhalve terecht ter zake van de sloop en de stichting van de warenhuizen een bedrag van in totaal f 13.970,-- ten laste gebracht van de winst van het onderhavige jaar. Het middel kan derhalve niet tot cassatie leiden.

4. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J.J Jansen als voorzitter, en de raadsheren Van der Linde, Bellaart, C.H.M. Jansen en Van der Putt-Lauwers, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, in raadkamer van 21 april 1993.