Home

Hoge Raad, 26-04-1995, AA1571, 30280

Hoge Raad, 26-04-1995, AA1571, 30280

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
26 april 1995
Datum publicatie
4 juli 2001
ECLI
ECLI:NL:HR:1995:AA1571
Zaaknummer
30280
Relevante informatie
Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 01-04-2023 tot 01-01-2024] art. 223, Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 01-04-2023 tot 01-01-2024] art. 275 (oud)

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Boarnsterhim tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 8 april 1994 betreffende de aan wijlen Y voor het jaar 1988 opgelegde aanslag in de woonforensenbelasting van de gemeente Boarnsterhim.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan wijlen Y is voor het jaar 1988 ter zake van het zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, op meer dan negentig dagen van dat jaar voor zich of zijn gezin beschikbaar houden van een gemeubileerde woning, een aanslag in de woonforensenbelasting van de gemeente Boarnsterhim opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Boarnsterhim is gehandhaafd. De zoon van de belastingplichtige (hierna: belanghebbende) is van die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft die uitspraak, alsmede de aanslag vernietigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie Burgemeester en Wethouders hebben tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Belanghebbende heeft een vertoogschrift ingediend.

3. Beoordeling van het middel Het Hof heeft voor de beantwoording van de vraag of de onderhavige zomerwoning een woning in de zin van artikel 275 (oud) van de Gemeentewet is, terecht beslissend geoordeeld of de zomerwoning geschikt is om - zij het niet bepaaldelijk in alle jaargetijden - enigszins duurzaam voor normale menselijke bewoning te dienen. 's Hofs oordeel dat zulks niet het geval is geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is voor het overige van feitelijke aard en niet onbegrijpelijk, zodat het in cassatie niet met vrucht kan worden bestreden. In het licht van hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd behoefde het ook geen nadere motivering dan het Hof heeft gegeven. Het middel faalt derhalve.

4. Proceskosten De Hoge Raad zal met het oog op een eventuele veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken belanghebbende in de gelegenheid stellen zich uit te laten als hierna bepaald.

5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep en stelt belanghebbende in de gelegenheid binnen 6 weken na heden zich uit te laten omtrent een eventuele veroordeling van de wederpartij in de kosten van het geding in cassatie.

Dit arrest is op 26 april 1995 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Wildeboer, Urlings, Zuurmond en Herrmann, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van der Vegt`, en op die datum in het openbaar uitgesproken.

Van Burgemeester en Wethouders wordt geheven een griffierecht van ƒ 300,--, dat kan worden verrekend met het recht van ƒ 150,-- dat door Burgemeester en Wethouders bij het Hof is betaald voor de vervanging van de mondelinge uitspraak door een schriftelijke, zodat resteert te betalen ƒ 150,--.