Home

Hoge Raad, 23-09-1998, AA2380, 32559

Hoge Raad, 23-09-1998, AA2380, 32559

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
23 september 1998
Datum publicatie
4 juli 2001
ECLI
ECLI:NL:HR:1998:AA2380
Zaaknummer
32559
Relevante informatie
Waterschapswet [Tekst geldig vanaf 01-04-2023 tot 01-07-2023] art. 110, Waterschapswet [Tekst geldig vanaf 01-04-2023 tot 01-07-2023] art. 166

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (België) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's- Hertogenbosch van 21 juni 1996 betreffende na te melden haar opgelegde aanslagen van het waterschap De Agger.

1. Aanslagen, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende zijn voor het jaar 1992 ter zake van het genot krachtens zakelijk recht van een aantal onroerende zaken aanslagen opgelegd in de waterschapslasten van het waterschap De Agger tot een gezamenlijk beloop van f 12.707,20, welke aanslagen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de daartoe aangewezen ambtenaar (hierna: de ambtenaar) zijn gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de ambtenaar in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Het dagelijks bestuur van het waterschap Het Scheldekwartier (rechtsopvolger van waterschap De Agger) heeft een vertoogschrift ingediend. Belanghebbende heeft haar zaak doen toelichten door mr. C.G.A. Mattheussens, advocaat te Roosendaal.

3. Beoordeling van de middelen 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Belanghebbende was in het onderhavige jaar mede-eigenaresse van een aantal onroerende zaken welke zijn gelegen in het beheersgebied van het waterschap. Ten aanzien van deze onroerende zaken is sprake van verdroging, welke onder meer is ontstaan ten gevolge van grondwateronttrekkingen ten behoeve van de landbouw en de drinkwatervoorziening. In de Omslagverordening waterschap De Agger (hierna: de Verordening) is voorzien in een uit twee betalende klassen bestaande classificatieregeling en een aantal vrijstellingen. De onderhavige onroerende zaken zijn ingedeeld in de tweede, minst betalende, klasse en voor 50% vrijgesteld. Belanghebbende heeft voor het Hof het standpunt ingenomen dat de aan haar opgelegde aanslag dient te worden vernietigd, omdat de onroerende zaken geen belang hebben bij de taakvervulling van het waterschap, nu het waterschap onvoldoende maatregelen heeft genomen om de verdroging te voorkomen of tegen te gaan. 3.2. Het in het middel vervatte betoog komt erop neer dat belanghebbende, anders dan het Hof heeft aangenomen, niet de indeling in omslagklassen als zodanig bestrijdt, maar dat haar opvatting is dat de aanslagen moeten worden vernietigd omdat niet gezegd kan worden dat een onroerende zaak belang heeft bij de taakvervulling van een waterschap indien - zoals hier - dat waterschap onvoldoende maatregelen neemt om voor die onroerende zaak nadelige verdroging te voorkomen of tegen te gaan. 3.3. Deze opvatting is onjuist. Voor het antwoord op de vraag of een onroerende zaak belang heeft bij de taakvervulling van een waterschap doet de wijze waarop dat waterschap zijn taak uitoefent niet ter zake. Beslissend is slechts of de betrokken onroerende zaak in algemene zin belang heeft bij de taakvervulling van het waterschap. Dat dit laatste hier het geval is wordt in cassatie niet bestreden. Indien in deze zin een onroerende zaak belang heeft bij de taakvervulling van het waterschap heeft de belastingrechter niet de bevoegdheid in verband met de wijze waarop die taak in concreto wordt uitgeoefend aanslagen in de waterschapslasten te verminderen of te vernietigen. Zowel de van het middel deel uitmakende rechtsklacht als de daarop voortbouwende motiveringsklacht faalt.

4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. 5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is op 23 september 1998 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond, Fleers, Beukenhorst en Monné, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Dekker- Barendse, en op die datum in het openbaar uitgesproken.