Home

Hoge Raad, 25-11-1998, ECLI:NL:HR:1998:BI6638 AA2574, 33776

Hoge Raad, 25-11-1998, ECLI:NL:HR:1998:BI6638 AA2574, 33776

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
25 november 1998
Datum publicatie
4 juli 2001
ECLI
ECLI:NL:HR:1998:AA2574
Zaaknummer
33776
Relevante informatie
Wet op belastingen van rechtsverkeer [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 15

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van de naamloze vennootschap N.V. X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 25 september 1997 betreffende na te melden aan haar opgelegde naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting.

1. Naheffingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is terzake van de verkrijging van een onroerende zaak een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting opgelegd ten bedrage van f 163.800,--, zonder verhoging, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend. Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door mr. L.F. van Kalmthout, advocaat te Rotterdam.

3. Beoordeling van het middel 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Belanghebbende exploiteert een luchthaven. Daarnaast exploiteert zij in eigen beheer en door middel van verpachting meer dan 400 hectare landbouwgrond. Bij notariële akte is in 1993 aan belanghebbende de eigendom overgedragen van ca. 26 hectare landbouwgrond. Een deel van die grond is bestemd om in de toekomst te dienen tot ondergrond van een reeds geplande start- en landingsbaan waarvan de aanleg niet is voorzien vóór eind 1999. De grond werd vóór de levering gebruikt in het landbouwbedrijf van de vorige eigenaren. Dezen waren slechts tot verkoop bereid indien nagenoeg alle in het bedrijf gebruikte grond zou worden gekocht. Voor de overdrachtsbelasting is in de akte een beroep gedaan op de vrijstelling van artikel 15, lid 1, letter q, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer. Het geschil voor het Hof en in cassatie betreft de vraag of de verkrijging van de grond in het belang is geweest van een verbetering van de landbouwstructuur in de zin van voornoemd artikel. 3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat de enkele mogelijkheid dat naderhand kan blijken dat de landbouwstructuur ter plaatse met de verkrijging van gronden voor zover die niet tot het voor de luchtvaart bestemde terrein zullen gaan behoren, is verbeterd, de verkrijging in 1993 voor dat deel niet als strekkende tot verbetering van de landbouwstructuur kan bestempelen. Dit oordeel, waarmee het Hof tot uitdrukking heeft gebracht dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de verkrijging in het belang is geweest van een verbetering van de landbouwstructuur, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan voor het overige, als van feitelijke aard en geen nadere motivering behoevende, in cassatie niet met vrucht worden bestreden. Het tegen dit oordeel gerichte middel faalt derhalve.

4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.

5. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is op 25 november 1998 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond, Fleers, Pos en Monné, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Dekker - Barendse en op die datum in het openbaar uitgesproken.