Home

Hoge Raad, 15-04-1998, AA7247, 32605

Hoge Raad, 15-04-1998, AA7247, 32605

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
15 april 1998
Datum publicatie
4 juli 2001
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:1998:AA7247
Zaaknummer
32605

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Nr. 32605

15 april 1998

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 10 september 1996 betreffende de hem voor het jaar 1994 opgelegde aanslag ingezetenenomslag van het waterschap Walcheren.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is voor het jaar 1994 een aanslag in de ingezetenenomslag van het waterschap Het Vrije van Sluis opgelegd ten bedrage van f 52,--, welke aanslag, na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, door het Dagelijks Bestuur van het waterschap Walcheren (hierna: het Dagelijks Bestuur) is gehandhaafd.

Belanghebbende is van de uitspraak van het Dagelijks Bestuur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft deze uitspraak bevestigd.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.

Het Dagelijks Bestuur heeft een vertoogschrift ingediend.

3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het vertoogschrift in cassatie strekt allereerst ten betoge dat het beroepschrift in cassatie niet-ontvankelijk is, aangezien het zich richt tegen meer dan één uitspraak, te weten de nrs. 94/3110 en 94/2593 van het Hof te 's-Gravenhage. Het betoog faalt, reeds omdat de door de Griffier van het Hof aangebrachte aantekeningen op de stukken van het geding uitwijzen dat voordat de stukken naar de Hoge Raad zijn verzonden, het beroepschrift in cassatie is gesplitst in twee afzonderlijke beroepschriften.

4. Beoordeling van de klachten:

De uitspraak van het Hof vermeldt onder 2.2 tot en met 2.4:

2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad in raadkamer ter zitting van het Gerechtshof van 15 november 1995, gehouden te ‘s-Gravenhage. Aldaar zijn verschenen belanghebbende, alsmede - namens het Dagelijks Bestuur - A en .. B.

2.3. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en overgelegd, waarvan de inhoud als hier ingelast moet worden aangemerkt. Ter zitting zijn voorts (lees: door) hem enige stukken overgelegd, zulks zonder bezwaar van de kant van de wederpartij, aan wie ter zitting de gelegenheid is gegeven van de inhoud daarvan kennis te nemen en zich daarover uit te laten. Voornoemde stukken, waarvan de inhoud eveneens als hier ingelast moet worden aangemerkt, zijn door de griffier gekenmerkt.

2.4. Het Dagelijks Bestuur heeft ter zitting als aanvulling op het aldaar verhandelde nog enkele ontbrekende gegevens betreffende de toe te passen regelgeving in het geding gebracht. Belanghebbende, aan wie door de griffier een afschrift van die gegevens is gezonden, heeft ter zitting verklaard tegen de productie van deze gegevens geen bezwaar te hebben, geen behoefte te hebben zich daarover uit te laten en evenmin naar aanleiding hiervan een nadere schriftelijke of een nieuwe mondelinge behandeling te verlangen.

Deze gang van zaken wordt in het beroepschrift in cassatie bestreden. Gelet op het vertoogschrift in cassatie en de namens het Hof bij brief van 2 april 1997 van de griffier van het Hof aan de Hoge Raad der Nederlanden gegeven uiteenzetting dat 's Hofs weergave van de loop van het geding onjuist, althans onvolledig is, moet het ervoor worden gehouden dat bij de mondelinge behandeling slechts belanghebbende aanwezig was; dat later op de dag, zonder dat belanghebbende dat wist, een tweede mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden waarbij aanwezig waren de vertegenwoordigers van het Dagelijks Bestuur; dat de bij die gelegenheid door het Dagelijks Bestuur overgelegde gegevens belanghebbende eerst zijn toegestuurd op 2 april 1997. Onder deze omstandigheden moet worden geoordeeld dat het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden, zodat de klachten voorzover zij hierop betrekking hebben, gegrond zijn. Gelet op het hiervóór overwogene kan de uitspraak van het Hof niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen voor een hernieuwd onderzoek van de zaak in volle omvang.

5. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.

6. Beslissing

De Hoge Raad:

- vernietigt de uitspraak van het Hof,

- verwijst het geding naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak in meervoudige kamer met inachtneming van dit arrest, en

- gelast dat door het Dagelijks Bestuur aan belanghebbende wordt vergoed het door deze terzake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van f 75,--.

Dit arrest is vastgesteld op 15 april 1998 door de raadsheer Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren Fleers, Pos, Beukenhorst en Monné in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Barendse, en op die datum in het openbaar uitgesproken.