Home

Hoge Raad, 20-01-1999, AA2642, 32788

Hoge Raad, 20-01-1999, AA2642, 32788

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

gewezen op het beroep in cassatie van het dagelijks bestuur van het Zuiveringschap West-Overijssel (sedert 1 januari 1997: het Waterschap Groot Salland) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 16 oktober 1996 betreffende de aan X te Z voor het jaar 1995 opgelegde aanslag ingezetenenomslag van het Waterschap IJsseldelta (sedert 1 januari 1997 eveneens: het Waterschap Groot Salland).

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof Aan belanghebbende is voor het jaar 1995 een aanslag ingezetenenomslag van het Waterschap IJsseldelta opgelegd ten bedrage van f. 95,-, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van het dagelijks bestuur van het Zuiveringschap West-Overijssel is gehandhaafd. Belanghebbende is van de uitspraak van dit dagelijks bestuur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft de uitspraak alsmede de aanslag vernietigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht. 2. Geding in cassatie Het dagelijks bestuur van het Zuiveringschap West-Overijssel heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Belanghebbende heeft een vertoogschrift ingediend. De Advocaat-Generaal Moltmaker heeft op 8 april 1998 geconcludeerd dat de Hoge Raad de uitspraak van het Hof alsmede de uitspraak op het bezwaarschrift zal ver- nietigen en zal verstaan dat de daartoe krachtens artikel 123, lid 3, onderdeel b, van de Waterschapswet (tekst sinds 1 januari 1998) aangewezen ambtenaar van het Waterschap Groot Salland alsnog uitspraak zal doen op het bezwaarschrift. Belanghebbende heeft schriftelijk gereageerd op de conclusie van de Advocaat-Generaal.

3. De bevoegdheid van het Zuiveringschap 3.1. Zoals uiteengezet in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 2.2.4 tot en met 2.2.9 komt aan het dagelijks bestuur van een waterschap een eigen, niet door het algemeen bestuur aan zich te trekken of te delegeren, bevoegdheid toe met betrekking tot de heffing en invordering van waterschapsbelastingen. Daartoe behoort ingevolge artikel 123, lid 3, van de Waterschapswet (tekst tot 1 januari 1998), hierna: de Wet, de bevoegdheid die ingevolge de Algemene wet inzake rijksbelastingen met betrekking tot de behandeling van bezwaarschriften toekomt aan de inspecteur. 3.2. Omdat de uitspraak op het bezwaarschrift dat belanghebbende tegen de hem door het Waterschap IJsseldelta opgelegde aanslag heeft ingediend, niet is gedaan door het dagelijks bestuur van dat waterschap maar door het dagelijks bestuur van het Zuiveringschap West - Overijssel, dient te worden onderzocht of dit laatste berust op een gemeenschappelijk besluit van deze dagelijkse besturen als bedoeld in artikel 124, lid 2, van de Wet. 3.3. De op verzoek van de Advocaat-Generaal door de secretaris van het Waterschap Groot Salland, rechtsopvolger van zowel het Waterschap IJsseldelta als het Zuiveringschap West - Overijssel, daaromtrent verschafte inlichtingen en gegevens, waaronder een afschrift van het ook reeds als bijlage 3 bij het vertoogschrift voor het Hof overgelegde besluit van het Verenigd College van het Waterschap IJsseldelta van 7 november 1994 alsmede van de op 17 november 1994 tussen het Zuiveringschap en het Waterschap gesloten samenwerkingsovereenkomst, laten geen andere gevolgtrekking toe dan dat een dergelijk gemeenschappelijk besluit niet is genomen. 3.4. Op grond van het vorenstaande moet worden geoordeeld dat het dagelijks bestuur van het Zuiveringschap West - Overijssel niet bevoegd was op het door belanghebbende ingediende bezwaarschrift te beslissen. De uitspraak van het Hof noch de uitspraak op het bezwaarschrift kan derhalve in stand blijven. Behandeling van het middel dient achterwege te blijven. Op het bezwaarschrift zal alsnog moeten worden beslist door de daartoe krachtens artikel 123, lid 3, letter b, van de Waterschapswet (tekst sedert 1 januari 1998) aangewezen ambtenaar van het Waterschap Groot Salland.

4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing De Hoge Raad: - vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, alsmede de uitspraak van het dagelijks bestuur van het Zuiveringschap West - Overijssel; - verstaat dat op het bezwaarschrift alsnog uitspraak wordt gedaan door de daartoe bevoegde ambtenaar van het Waterschap Groot Salland.

Dit arrest is op 20 januari 1999 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond, Fleers, Pos en Monné, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Boorsma, en op die datum in het openbaar uitgesproken.