Hoge Raad, 13-10-1999, ECLI:NL:HR:1999:BI6661 AA2927, 33967
Hoge Raad, 13-10-1999, ECLI:NL:HR:1999:BI6661 AA2927, 33967
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 13 oktober 1999
- Datum publicatie
- 4 juli 2001
- ECLI
- ECLI:NL:HR:1999:AA2927
- Zaaknummer
- 33967
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 26 september 1997 betreffende na te melden aan X te Z opgelegde aanslag in de inkomsten-belasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1994 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 65.402,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof, dat deze uitspraak heeft vernietigd en de aanslag heeft verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen van f 64.827,--. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
De Staatssecretaris heeft tegen ‘s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden.
3. Beoordeling van het middel van cassatie
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
In het onderhavige jaar, 1994, exploiteerde belanghebbende tezamen met zijn vader in de vorm van een maatschap een rundvee- en varkensbedrijf. Tot het ondernemingsvermogen van de maatschap behoorde een pand dat een woon- en bedrijfsgedeelte omvatte. Het pand is in 1994 aangesloten op de gemeentelijke riolering. Ter gelegenheid van de verlening van de vergunning tot aansluiting van het pand op de gemeentelijke riolering hebben Burgemeester en Wethouders van de gemeente Z van de maatschap een bijdrage in de aanlegkosten van de gemeentelijke riolering bedongen van ƒ 10.000,--. Bij de berekening van de winst van de maatschap heeft belanghebbende op genoemde aansluitingskosten afgeschreven.
3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat ten gevolge van de betaling van de bijdrage in de kosten van de aanleg van de gemeentelijke riolering recht bestaat op een jarenlange lozing op het riool zonder dat kan worden gezegd dat belanghebbende in de gemeentegrond heeft geïnvesteerd, en dat daarom sprake is van te activeren kosten waarop kan worden afgeschreven. Dat oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan als verweven met waarderingen van feitelijke aard in cassatie voor het overige niet op zijn juistheid worden getoetst. In zoverre faalt het middel.
3.3. Ook voor het overige faalt het middel. Van de in het middel vervatte stelling, dat de aansluitingsmogelijkheid op de gemeentelijke riolering tot gevolg heeft dat het bij de maatschap in exploitatie zijnde perceel tot het bedrag van de bijdrage in de aanlegkosten een blijvende waardevermeerdering ondergaat, waarop niet kan worden afgeschreven, blijkt uit de uitspraak van het Hof en de stukken van het geding niet dat zij ook reeds voor het Hof is aangevoerd. Die stelling kan in haar algemeenheid niet als juist worden aanvaard en haar juistheid voor het onderhavige geval volgt ook niet uit de in deze stand van het geding vaststaande feiten. Op die stelling kan dan ook geen acht worden geslagen, omdat de beoordeling ervan een onderzoek van feitelijke aard zou vergen, waarvoor in cassatie de mogelijkheid ontbreekt.
4. Proceskosten
De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op f 355,-- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is op 13 oktober 1999 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren Van Brunschot, Van Vliet, Van Amersfoort en Lourens, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.
Van de Staatssecretaris van Financiën wordt ter zake van het door hem ingestelde beroep in cassatie een recht geheven van f 115,--