Home

Hoge Raad, 15-12-1999, AA3855, 34909

Hoge Raad, 15-12-1999, AA3855, 34909

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
15 december 1999
Datum publicatie
4 juli 2001
ECLI
ECLI:NL:HR:1999:AA3855
Zaaknummer
34909
Relevante informatie
Wet op de loonbelasting 1964 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 13

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Nr. 34909

15 december 1999

TVW

gewezen op het beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 13 oktober 1998 betreffende na te melden haar opgelegde naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen.

1. Naheffingaanslag, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1991 een naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd ten bedrage van f 11.207,-- aan enkelvoudige belasting en premie volksverzekeringen en f 2.375,-- aan verhoging welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd met het bedrag van de daarin begrepen verhoging.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een vertoogschrift ingediend.

3. Beoordeling van de klachten

3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Belanghebbende houdt zich, voorzover thans van belang, bezig met leasing en verhuur van personen- en bedrijfsauto’s. Na afloop van de leaseperiode verkoopt belanghebbende de door haar teruggenomen auto’s. Bij verkoop aan een werknemer van belanghebbende verleent zij - ten hoogste eenmaal per jaar - een korting van f 500,-- op de prijs die zij bij verkoop aan een derde in rekening zou hebben gebracht. Deze prijs is ongeveer gelijk aan de handelsprijs en wordt door belanghebbende zelf bepaald.

3.2 Het Hof heeft geoordeeld dat de auto’s niet kunnen worden aangemerkt als producten uit het bedrijf van de werkgever in de zin van punt 4 van de Resolutie van 14 mei 1986, no. 286-7275, BNB 1986/213, zoals deze is gewijzigd bij de Resolutie van 19 augustus 1988, no. DB88-3351, BNB 1988/315.

3.3 Het oordeel van het Hof dat de auto’s in de onderneming van belanghebbende de functie van bedrijfsmiddel vervullen zolang zij als lease-auto in gebruik zijn, wordt in cassatie niet bestreden. Bij dat uitgangspunt is het in 3.2 vermelde oordeel juist. Naar de bewoordingen en de strekking van de onder 3.2 bedoelde regeling kunnen onder producten uit het bedrijf van de werkgever niet mede worden verstaan bedrijfsmiddelen, ook niet indien deze, omdat zij niet langer dienstbaar zijn aan de onderneming, worden verkocht. De klachten falen nu deze uitgaan van een andere opvatting.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.

5. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is op 15 december 1999 vastgesteld door de vice-president Stoffer als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond, Pos, Beukenhorst en Monné, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Fase, en op die datum in het openbaar uitgesproken.