Home

Hoge Raad, 23-02-2000, ECLI:NL:HR:2000:BI7038 AA4901, 34900

Hoge Raad, 23-02-2000, ECLI:NL:HR:2000:BI7038 AA4901, 34900

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
23 februari 2000
Datum publicatie
4 juli 2001
ECLI
ECLI:NL:HR:2000:AA4901
Zaaknummer
34900
Relevante informatie
Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 01-04-2023 tot 01-01-2024] art. 220c (oud)

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Nr. 34900

23 februari 2000

gewezen op het beroep in cassatie van burgemeester en wethouders van de gemeente Rheden tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 1 oktober 1998 betreffende na te melden aan de Coöperatieve Vereniging X U.A. te Z opgelegde aanslagen in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Rheden.

1. Aanslagen, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende zijn voor het jaar 1995 wegens het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van onder meer de onroerende zaken, plaatselijk bekend als a-straat 0 tot en met 18 even nummers en a-straat 22 tot en met 92 even nummers, op één aanslagbiljet verenigde aanslagen in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Rheden opgelegd, welke aanslagen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Chef van het Bureau Belastingen van de gemeente Rheden zijn verminderd tot aanslagen naar heffingsmaatstaven van in totaal f 3.889.000,--.

Belanghebbende is van de uitspraak van de Chef in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft de uitspraak vernietigd en de aanslagen, voorzover die de hiervoor genoemde onroerende zaken betreffen, kennelijk verminderd tot aanslagen naar heffingsmaatstaven van in totaal f 3.166.000,-- (volgens de tekst van de uitspraak f 3.117.000,--, maar in de opsomming in het dictum heeft het Hof kennelijk abusievelijk het appartement a-straat 2 overgeslagen, dat volgens zijn rechtsoverweging 4.7 op f 49.000,-- dient te worden gewaardeerd). De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Burgemeester en wethouders (hierna: B & W) hebben tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Belanghebbende heeft een vertoogschrift ingediend.

Bij brief van de griffier van de Hoge Raad van 7 december 1999 zijn inlichtingen gevraagd aan de Gemeentesecretaris van de gemeente Rheden betreffende de publicatie van de Verordening onroerende-zaakbelastingen Rheden 1995. Deze heeft bij brief van 24 december 1999 geantwoord.

3. Beoordeling van de middelen

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Belanghebbende, eigenares van een appartementengebouw, heeft lidmaatschapsrechten uitgegeven. Deze rechten zijn overdraagbaar. Aan een lidmaatschapsrecht is het recht van bewoning en exclusief gebruik van een appartement verbonden, alsmede de verplichting een servicepakket af te nemen. Dit servicepakket omvat de levering van diensten, bestaande uit onder meer huishoudelijke hulp, zorg, maaltijden en onderhoudsdiensten.

3.2. B & W komen in cassatie op tegen ’s Hofs oordeel dat bij de bepaling van de waarde in het economische verkeer van de appartementen voor de onroerendezaakbelastingen rekening moet worden gehouden met de waardedrukkende invloed die, naar het oordeel van het Hof, uitgaat van de verplichting tot het betalen van servicekosten.

3.3. Volgens de tekst van de waarderingsficties van artikel 220c, lid 1, (tekst 1995) van de Gemeentewet zou geen enkele zakelijke of daarmee gelijk te stellen verplichting met betrekking tot een onroerende zaak waardedrukkende invloed kunnen hebben. Op wetshistorische gronden moet echter voor sommige van dergelijke verplichtingen een waardedrukkende werking worden aangenomen (Hoge Raad, 25 november 1998, nr. 33212, BNB 1999/18). De verplichting tot het betalen van servicekosten is geen zakelijke maar een persoonlijke verplichting, waartegenover de bewoner van een appartement diensten ontvangt. Met deze aan het lidmaatschap verbonden verplichting wordt ook niet een resultaat bereikt dat in feitelijk en maatschappelijk opzicht zozeer overeenstemt met de toestand dat op de onroerende zaak een zakelijk recht is gevestigd, dat de verplichting gelijk zou zijn te stellen met een zakelijke verplichting, en dus zeker niet met een zakelijke verplichting waaraan voor de onroerendezaakbelastingen een waardedrukkende invloed moet worden toegekend. Het middel treft doel. ’s Hofs uitspraak kan derhalve niet in stand blijven en verwijzing moet volgen.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten in cassatie als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of belanghebbende voor de kosten in verband met de behandeling van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

- vernietigt de uitspraak van het Hof, maar alleen voorzover deze betreft de in cassatie in geding zijnde aanslagen en de proceskostenveroordeling, en

- verwijst het geding naar het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest.

Dit arrest is op 23 februari 2000 vastgesteld door de vice-president Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren Zuurmond, Pos, Beukenhorst en Monné, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Bolle, en op die datum in het openbaar uitgesproken.