Hoge Raad, 15-03-2000, AA5136, 35261
Hoge Raad, 15-03-2000, AA5136, 35261
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 15 maart 2000
- Datum publicatie
- 4 juli 2001
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2000:AA5136
- Zaaknummer
- 35261
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
Nr. 35261
15 maart 2000
gewezen op het beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 2 maart 1999 betreffende de haar voor het jaar 1994 opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1994 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van ƒ 25.131.930,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof, dat het beroep gegrond heeft verklaard, de uitspraak van de Inspecteur heeft vernietigd en de aanslag heeft verminderd tot een berekend naar een belastbaar bedrag van ƒ 23.420.892,--. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden.
3. Beoordeling van de middelen van cassatie
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
Belanghebbende verstrekt bij door haar geproduceerde voedingsmiddelen consumentenzegels (bestemd voor de consumenten en aangebracht op de verpakkingen), waardebonnen (bij horeca-artikelen in grootverpakking) en premiebonnen (bestemd voor de winkeliers).
Met betrekking tot de waardering van de zegelschuld gold tot en met 1986 een in 1979 met de Inspecteur gemaakte afspraak, welke in 1981 is aangevuld (hierna: de afspraak). Belanghebbende heeft tot en met 1993 met instemming van de Inspecteur overeenkomstig de afspraak gehandeld.
De afspraak hield in: dat aan het eind van het jaar het nominale bedrag van de schuld op de balans wordt gepassiveerd; dat in de volgende drie jaren telkens een derde deel van de in die jaren ontvangen terugbetalingen wordt afgeboekt op het saldo van dat jaar; dat het na drie jaren resterende saldo vervolgens in drie jaren in gelijke delen aan de winst wordt toegevoegd.
Met ingang van 1994 heeft belanghebbende, zich baserend op een in haar opdracht verricht onderzoek naar het zegelspaar- en aankoopgedrag 1994/1995 met betrekking tot haar producten, de passivering van haar zegelschuld als volgt aangepast: voor de in 1994 uitgegeven zegels laat zij de ter zake daarvan voor de nominale waarde te passiveren zegelschuld wegens inlevering van zegels in 6 jaar vrijvallen, te beginnen in 1994, waarbij het eerste en het laatste jaar 10% vrijvalt en de andere vier jaren telkens 20% per jaar. De schuld ter zake van de waarde- en premiebonnen laat belanghebbende na één jaar vrijvallen.
De Inspecteur heeft - onder meer ervan uitgaande dat de afspraak niet doorwerkt in de waardering per 1 januari 1994 van de verplichting uit hoofde van tot 1994 uitgereikte maar nog niet ingewisselde zegels en bonnen, en dat reeds dadelijk rekening moet worden gehouden met een percentage zegels dat niet ingeleverd wordt, alsmede zich baserend op de resultaten van een bij belanghebbende ingesteld boekenonderzoek - een correctie van ƒ 19.891.695,-- toegepast.
3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat het door belanghebbende voorgestane systeem te weinig steun vindt in de feiten, zoals deze tijdens het boekenonderzoek bij belanghebbende zelf zijn gebleken en op zichzelf ook niet worden betwist. Aan dit oordeel heeft het Hof kennelijk ten grondslag gelegd de overweging dat met betrekking tot zowel de vóór als in 1994 uitgegeven zegels en bonnen de door belanghebbende voorgestane waardering niet berust op aan de ervaring over de afgelopen jaren ontleende gegevens met betrekking tot het percentage zegels en bonnen dat uiteindelijk wordt ingeleverd, welke inleverpercentages het Hof op 50 onderscheidenlijk 62,27 heeft gesteld.
3.3. Middel I stelt dat het Hof de door belanghebbende gehanteerde wijzen van waardering ten onrechte heeft verworpen, aangezien deze in overeenstemming zijn met goed koopmansgebruik. Het middel faalt, aangezien bij de waardering van de onderhavige schulden van meet af aan rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat een gedeelte van de uitgegeven zegels en bonnen nimmer zal worden ingeleverd en met de daaromtrent bekende feiten en ervaringsregels. Nu de door belanghebbende voorgestane wijze van waardering daarmee onvoldoende rekening houdt, heeft het Hof deze terecht verworpen. Een zuiver rechtsoordeel als het onderhavige kan niet met vrucht met een motiveringsklacht worden bestreden. Voorzover de middelen stellen dat de wijze van waardering volgens de afspraak in overeenstemming is met goed koopmansgebruik, falen zij eveneens, nu ook daarin bij de waardering van de schulden geen rekening wordt gehouden met de omstandigheid dat een gedeelte van de uitgegeven zegels en bonnen nimmer zal worden ingeleverd, en met de daaromtrent bekende feiten en ervaringsregels.
3.4. Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende er niet op mocht vertrouwen dat met ingang van 1994 niet in zijn geheel zou worden overgegaan naar een ander waarderingsstelsel.
3.5. Voorzover middel II zich tegen het hiervóór in 3.4 vermelde oordeel keert, faalt het eveneens, daar dit oordeel niet blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en als verweven met waarderingen van feitelijke aard voor het overige in cassatie niet op zijn juistheid kan worden getoetst.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 15 maart 2000 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter en de raadsheren Van Brunschot, Van Vliet, Van Amersfoort en Lourens, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.