Home

Hoge Raad, 22-03-2000, AA5223, 34803

Hoge Raad, 22-03-2000, AA5223, 34803

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
22 maart 2000
Datum publicatie
4 juli 2001
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2000:AA5223
Zaaknummer
34803
Relevante informatie
Wet op de omzetbelasting 1968 [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 8

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Nr. 34803

22 maart 2000

gewezen op het beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 17 september 1998 betreffende het bedrag dat door haar als omzetbelasting op aangifte is voldaan over het tijdvak maart 1995.

1. Aangifte, bezwaar en geding voor het Hof

Belanghebbende heeft over voormeld tijdvak op aangifte voldaan een bedrag van ƒ 17.640,-- aan omzetbelasting. Zij heeft tegen dit bedrag bezwaar gemaakt bij de Inspecteur en verzocht om teruggaaf van een bedrag van ƒ 6.986,--, waarna de Inspecteur belanghebbende niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar bezwaar.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof, dat het beroep ongegrond heeft verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden.

3. Beoordeling van de middelen van cassatie

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Ambtshalve aanwezig bevonden grond voor cassatie

Het Hof heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard. Nu het Hof belanghebbende kennelijk ontvankelijk heeft geacht in haar bezwaar, had het Hof de uitspraak van de Inspecteur dienen te vernietigen en belanghebbendes bezwaar ongegrond dienen te verklaren.

‘s Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan zelf de zaak afdoen.

5. Proceskosten

De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie en de Inspecteur in de kosten van het geding voor het Hof.

6. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de uitspraak van het Hof, alsmede de uitspraak van de Inspecteur;

verklaart belanghebbendes bezwaar ongegrond;

gelast dat door de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van ¦ 315,--, alsmede het bij het Hof gestorte griffierecht ter zake van de behandeling van de zaak voor het Hof ten bedrage van ¦ 75,--, derhalve in totaal ¦ 390,--;

veroordeelt de Staatsse-cretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belangheb-bende, vastgesteld op ¦ 1.420,-- voor beroepsmatig ver-leende rechts-bij-stand;

veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het geding voor het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op ƒ 1.775,-- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst aan de Staat als de rechtspersoon die de bij het Hof gemaakte kosten moet vergoeden.

Dit arrest is op 22 maart 2000 vastgesteld door de raadsheer De Moor als voorzitter en de raadsheren Van Vliet en Lourens, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.