Hoge Raad, 19-04-2000, ECLI:NL:HR:2000:BI7590 ECLI:NL:HR:2000:BI7591 AA5548, 35345
Hoge Raad, 19-04-2000, ECLI:NL:HR:2000:BI7590 ECLI:NL:HR:2000:BI7591 AA5548, 35345
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 19 april 2000
- Datum publicatie
- 4 juli 2001
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2000:AA5548
- Zaaknummer
- 35345
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
Nr. 35345
19 april 2000
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 16 april 1999 betreffende de aan X te Z voor het jaar 1996 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1996 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 50.559,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft die uitspraak vernietigd en de aanslag verminderd tot een naar een belastbaar inkomen van f 49.561,--. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Belanghebbende heeft een vertoogschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Belanghebbende bewoonde met zijn echtgenote aanvankelijk een hem toebehorend huis aan de b-straat 1 te Z. Op 18 maart 1996 hebben belanghebbende en zijn echtgenote een woonhuis aan de a-straat 1 in dezelfde gemeente gekocht. Hierna werd dit woonhuis, dat op het moment van aankoop wel voor bewoning geschikt was, ingrijpend verbouwd. Op 14 juni 1996 heeft belanghebbende het huis aan de b-straat verkocht en hebben hij en zijn echtgenote hun intrek genomen in het huis aan de a-straat.
3.2 Het middel, dat is gericht tegen ’s Hofs oordeel dat gedurende de periode 18 maart 1996 tot 14 juni 1996 niet alleen het huis aan de b-straat maar ook dat aan de a-straat moet worden aangemerkt als hoofdverblijf van belanghebbende als bedoeld in artikel 42a, lid 3, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (tekst 1996), wordt terecht voorgesteld. Van een als hoofdverblijf ter beschikking staande woning in de zin van deze bepaling is slechts sprake als de belastingplichtige daarin daadwerkelijk zijn hoofdverblijf heeft (HR 8 februari 1989, nr. 25946, BNB 1989/110).
3.3 ’s Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en
- bevestigt de uitspraak van de Inspecteur.
Dit arrest is op 19 april 2000 vastgesteld door de vice-president Korthals Altes als voorzitter en de raadsheren Zuurmond, Pos, Beukenhorst en Monné, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Fase, en op die datum in het openbaar uitgesproken.