Home

Hoge Raad, 14-06-2000, AA6017, 35081

Hoge Raad, 14-06-2000, AA6017, 35081

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
14 juni 2000
Datum publicatie
4 juli 2001
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2000:AA6017
Zaaknummer
35081

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Nr. 35081

14 juni 2000

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch van 17 december 1998 betreffende na te melden aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is voor het jaar 1994 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 38.973,--, met vermindering van de verschuldigde belasting met ƒ 387,-- wegens aftrek ter voorkoming van dubbele belasting, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof, dat deze uitspraak heeft bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ‘s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep gedeeltelijk bestreden en zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de Hoge Raad.

3. Beoordeling van de klachten

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Belanghebbende, woonachtig in Nederland en geboren in 1945, heeft in het onderhavige jaar, 1994, aangifte gedaan van een belastbaar inkomen van f 38.973,--. In dit inkomen was begrepen een uitkering ingevolge de Algemene arbeidsongeschiktheidswet/Wet op de arbeidsongeschiktheids-verzekering (hierna: AAW/WAO) van f 24.217,--, een Nederlandse pensioenuitkering van f 8.858,-- en een uitkering ter zake van arbeidsongeschiktheid, Verletstenrente genoemd, groot f 6.467,-- (hierna: de ongevallenrente). De ongevallenrente ontving belanghebbende van de Berufsgenossenschaft Maschinenbau- und Metall te Köln (Duitsland).

Bij de aanslagregeling heeft de Inspecteur ter zake van de ongevallenrente op de verschuldigde inkomstenbelasting een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting toegepast van f 387,--.

3.2. Artikel 43 AAW (tekst 1994; de wet is vervallen met ingang van 1 januari 1998) bepaalt:

“Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, de Sociaal-Economische Raad gehoord, regels worden gesteld ter voorkoming of beperking van samenloop van arbeidsongeschiktheidsuitkering met uitkering ingevolge de sociale wetgeving van de Nederlandse Antillen, Aruba of een andere Mogendheid.”

Van deze mogelijkheid is gebruik gemaakt bij Koninklijk Besluit van 19 oktober 1976, Stb. 1976, 526. Artikel 1 van dat besluit (tekst 1994) luidt:

“Art. 1. 1. Bij samenloop over eenzelfde tijdvak van een arbeidsongeschiktheidsuitkering ingevolge de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet met één of meer van de navolgende ingevolge de sociale wetgeving van één of meer andere Mogendheden toegekende uitkeringen:

a. uitkering wegens arbeidsongeschiktheid;

b. weduwenuitkering;

c. wezenuitkering;

d. ouderdomsuitkering, dan wel, enige andere uitkering, welke in verband met het bereikt hebben van een bepaalde leeftijd is toegekend, wordt de arbeidsongeschiktheids-uitkering slechts uitbetaald, indien en voor zover deze het totale bedrag van de onder a tot en met d bedoelde uitkeringen overtreft.

2. Bij de toepassing van het bepaalde in het vorige lid wordt met een in dat lid onder a bedoelde uitkering slechts rekening gehouden, indien en voorzover deze is verleend ter zake van dezelfde arbeidsongeschiktheid als de arbeidsongeschiktheidsuitkering.”

3.3. Het Hof heeft geoordeeld dat het hem niet is gebleken dat de Inspecteur bij het vaststellen van de aanslag een onjuist juridisch uitgangspunt heeft gehanteerd of dat de berekening van de aanslag onjuist is.

3.4. In cassatie herhaalt belanghebbende zijn stelling dat - naar zijn mening - onbillijk is dat de ongevallenrente in Nederland in de heffing van inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen is betrokken. Voorts voert belanghebbende in cassatie aan dat de ongevallenrente op zijn AAW/WAO-uitkering is gekort.

3.5. Voorzover de klachten de inkomstenbelasting betreffen, falen ze bij gebrek aan feitelijke grondslag. De Duitse ongevallenrente wordt volledig in het belastbare inkomen begrepen, doch voor de belasting welke met dit Duitse inkomen samenhangt, wordt een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting verleend. Er is derhalve geen sprake van een dubbele belastingheffing ter zake van hetzelfde inkomensbestanddeel.

3.6. Wat de premie volksverzekeringen betreft, heeft het volgende te gelden. Belanghebbende is voor de premie volksverzekeringen als verzekerde aan te merken en dientengevolge moet de ongevallenrente in het premie-inkomen worden begrepen. Indien de ongevallenrente op belanghebbendes AAW/WAO-uitkering is gekort, brengt een redelijke wetstoepassing mee dat het bedrag van de AAW-premie wordt verminderd met een deel, overeenkomstig de verhouding tussen het bedrag van de rente en het gezamenlijke bedrag van de rente en de resterende AAW/WAO-uitkering (HR 25 januari 1995, nr. 29536, BNB 1995/206).

3.7. Gelet op de hiervóór in 3.2 weergegeven bepalingen ligt het voor de hand dat belanghebbendes AAW/WAO-uitkering is gekort met de ongevallenrente. Zulks gevoegd bij de hiervóór in 3.6 vermelde gevolgen van zodanige korting, brengt mee dat ’s Hofs hiervóór in 3.3 weergegeven oordeel blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting dan wel nadere motivering behoefde. ’s Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten in verband met de behandeling van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

vernietigt de uitspraak van het Hof;

verwijst het geding naar het Gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing van de zaak in meervoudige kamer met inachtneming van dit arrest;

gelast dat door de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van f 315,--.

Dit arrest is op 14 juni 2000 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, D.G. van Vliet, P.J. van Amersfoort en P. Lourens, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.