Hoge Raad, 14-07-2000, AA6517, 35489
Hoge Raad, 14-07-2000, AA6517, 35489
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 14 juli 2000
- Datum publicatie
- 15 augustus 2001
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2000:AA6517
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2000:AA6517
- Zaaknummer
- 35489
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
Hoge Raad der Nederlanden
D e r d e K a m e r
Nr. 35489
14 juli 2000
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 2 juni 1999 betreffende na te melden aanslag in de vennootschapsbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1992 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van ¦ 62.068,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof, dat het beroep heeft verworpen. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestreden.
De Advocaat-Generaal Van Kalmthout heeft op 3 april 2000 geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen van cassatie
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
3.1.1. Belanghebbende is een pensioenvennootschap. Zij heeft de pensioenverplichtingen welke de praktijkvennootschap A B.V. is aangegaan jegens B, geboren in 1927, die tot 1991 als oogarts werkzaam is geweest, naar de toestand op 31 december 1983 overgenomen. Het ouderdomspensioen is ingegaan op 1 maart 1992. Het pensioen is voorwaardelijk open geïndexeerd, hetgeen betekent dat de pensioenen na ingang periodiek worden aangepast aan de geldontwaarding indien en voorzover de beleggingsresultaten van de pensioengelden uitstijgen boven het te behalen basisrendement.
3.1.2. Tot 1992 was belanghebbende niet belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. Op 1 januari van genoemd jaar is zij belastingplichtig geworden als gevolg van de Wet van 12 december 1991, Stb. 697, zoals gewijzigd bij de Wet van 12 december 1991, Stb. 698.
3.1.3. In haar balans per 1 januari 1992 heeft belanghebbende de pensioenverplichtingen gewaardeerd door de toekomstige uitkeringen contant te maken tegen 7% en met verwaarlozing van de verplichting tot voorwaardelijke open indexering. In de balans per 31 december 1992 heeft belanghebbende als contantmakingsrente 4% gehanteerd en de indexering opnieuw verwaarloosd.
3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat ter bepaling van de waarde van belanghebbendes pensioenverplichtingen per 1 januari 1992, welke alsdan moeten worden gewaardeerd op de waarde in het economische verkeer, een netto-rekenrente van 4% moet worden gehanteerd. Dat oordeel is van feitelijke aard en niet onbegrijpelijk, zodat het in cassatie niet met vrucht kan worden bestreden. De middelen bestrijden dat oordeel derhalve tevergeefs.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 14 juli 2000 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren A.E. de Moor, F.W.G.M. van Brunschot, D.G. van Vliet en P. Lourens, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.