Hoge Raad, 13-09-2000, ECLI:NL:HR:2000:BV4989 AA7071, 35368
Hoge Raad, 13-09-2000, ECLI:NL:HR:2000:BV4989 AA7071, 35368
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 13 september 2000
- Datum publicatie
- 4 juli 2001
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2000:AA7071
- Zaaknummer
- 35368
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
Nr. 35368
13 september 2000
gewezen op het beroep in cassatie van de stichting Stichting X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 2 april 1999 betreffen-de na te melden aanslag in de vennootschapsbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1994 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van ¦ 6.614 ,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof, dat deze uitspraak heeft bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uit-spraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestre-den.
Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door mr. J.H. Sassen, advocaat te Arnhem.
3. Beoordeling van de middelen van cassatie
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is op 13 september 2000 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, D.G. van Vliet, P.J. van Amersfoort en P. Lourens in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff, en op de datum in het openbaar uitgesproken.